Blad 2
- het afwikkelen van vorderingen en schulden alsmede tot
het afleggen van rekening en verantwoording daarover;
f. administratieve organisatie:
het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op
het tot stand brengen en het in stand houden van de
goede werking van de administratie;
g. controlling:
het geheel van maatregelen ten behoeve van de verant
woordelijke leiding, inclusief de (bestuurlijke)
informatievoorziening, gericht op het bewaken en
beheersen van de bedrijfsprocessen en het verbeteren van
de bedrijfsvoering;
h. beheer van vermogenswaarden:
het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het ge
heel van de gemeentelijke middelen en rechten. Hierna
aan te duiden met de term "beheer";
i. rechtmatigheid:
a. de deugdelijkheid van de financiële verantwoording;
b. de rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en
ontvangsten;
c. het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van
regelingen (voor zover er financiële consequenties
verbonden zijn aan het misbruik of oneigenlijk ge
bruik)
d. ordelijk en controleerbaar financieel beheer;
jdoelmatigheid:
het binnen de kaders van de beleidsuitgangspunten van de
raad zodanig handelen van het college van burgemeester
en wethouders dat een zo groot mogelijk nuttig effect
wordt bereikt. Het handelen is in overeenstemming met
het gestelde doel c.q. de beslissing(en) van de raad.
Bij het handelen is het rationeel toepassen van eco
nomische principes leidend. Het gaat hierbij om:
het economisch verantwoord verwerven van de benodigde
middelen, dat wil zeggen verwerving tegen de laagst
mogelijke kosten gegeven een gewenst kwaliteits
niveau;
de keuze van effectieve methoden en technieken voor
de uitvoering van de activiteiten;
het optimaal aanwenden van middelen bij de uitvoering
van activiteiten;
k. effectiviteit:
de mate waarin de verrichte activiteiten door het
gemeentelijk apparaat bijdragen aan de realisatie van de
beleidsdoelstellingen van de raad;
1. middelenbeleid en -plannen:
beleid en plannen voor personeel, financiën, organisa
tie, informatie, automatisering, aanschaffingen en huis
vesting.
Blad 3
Artikel 2
De inrichting van de organisatie
van beheer en administratie
1. De inrichting van de organisatie van het beheer van
vermogenswaarden van de gemeente en van de gemeentelijke
administratie berust bij het college van burgemeester en
wethouders
2. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg
voor het waarborgen van de doelmatigheid en van de
rechtmatigheid. Hierbij behoren het ontwikkelen en het
in stand houden van de controlling.
3. Bij de inrichting van de organisatie van het beheer en
van de administratie neemt het college het gestelde in
deze verordening in acht.
Artikel 3
Verantwoordelijkheid voor beheer en administratie
1. De verantwoordelijkheid voor het beheer en de admini
stratie van de gemeente berust bij het college van
burgemeester en wethouders.
2. Met inachtneming van de verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van het college van burgemeester en
wethouders is de gemeentesecretaris als algemeen
directeur eindverantwoordelijke voor het beheer en de
administratie van de gemeente. Onverminderd de
verantwoordelijkheid van de algemeen directeur berust de
dagelijkse verantwoordelijkheid voor het beheer en de
administratie van een organisatie-eenheid bij de desbe
treffende directeur.
3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde verant
woordelijkheden omvatten mede de zorg voor de admini
stratieve organisatie en voor de controlling. Het
college van burgemeester en wethouders delegeert het
opzetten en het in stand houden van de administratieve
organisatie en van de controlling aan de concerncontrol
ler, respectievelijk de controller van de organisatie
eenheid.
4De opzetten van de administratieve organisatie en van de
controlling worden vastgelegd in beschrijvingen van ta
ken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden alsmede in
procedures, werkafspraken en tijdsplanningen.
5. Onverlet het gestelde in de Organisatieverordening
Leeuwarden 1995 dient de directeur van een organisatie
eenheid, met inachtneming van het gestelde in deze
verordening, voorstellen, die bij het college van burge
meester en wethouders worden ingediend, te toetsen op:
a. tijdigheid, juistheid, volledigheid en toereikendheid
van de gegeven informatie, onder andere met het oog
op de handhaving van de begrotingsdiscipline;