Blad 2
Planologische maatregelen
Op de plaats aan de Prof. mr. P.S. Gerbrandyweg, waar de
garage (werkplaats en showroom) is gebouwd, gold deels het
uitbreidingsplan "Lekkumerend" en deels het bestemmingsplan
"Lekkumerend-Oost". Het uitbreidingsplan "Lekkumerend" werd
op 29 september 1965 vastgesteld door uw raad, goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten op 26 april 1966, en verkreeg
rechtskracht door het Koninklijk Besluit van 6 januari
1969.
Voor het gedeelte, in deze zaak van belang, bracht dit mee,
dat de gronden ten zuidoosten van de woningen, het erf en
de tuin gelegen aan de zuidoostzijde van de Verzetstraat
bestemd waren voor (openbaar) groen, autoboxen (G-l) en
bijzondere bebouwing (zie artikel 14 van de bestemmings
voorschriften) De bouwhoogte, volgens artikel 14, lid 2 te
bepalen door burgemeester en wethouders, bedroeg maximaal
15 m.
Het bestemmingsplan Lekkumerend-Oost"vastgesteld door uw
raad op 28 augustus 1972, goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten op 11 oktober 1973, en onherroepelijk vanaf 31
januari 1974, gaf voor de gronden, deels overlappend de
hiervoor genoemde bestemmingen (openbaar) groen en auto
boxen, de bestemmingen: openbaar groen en garagebedrijf met
bijbehorend erf (VG)
Uw raad heeft bij besluit d.d. 13 januari 1992 verklaard,
dat een partiële herziening van de bestemmingsplannen
"Uitbreidingsplan Lekkumerend" en "Lekkumerend-Oost" wordt
voorbereid voor een terrein ten noorden van de Prof. mr.
P.S. Gerbrandyweg (oostelijk van de Verzetstraat) te
Leeuwarden. Nadat d.d. 27 april 1992 een verklaring van
geen bezwaar van Gedeputeerde Staten was verkregen (zoals
bedoeld in artikel 19 WRO)heeft ons college bij besluit
van 5 augustus 1992, onder het verlenen van vrijstelling
van de desbetreffende voorschriften van de hiervoor
genoemde bestemmingsplannen, aan Bouma Sepp B.V. een
bouwvergunning verleend. Nadat het bezwaarschrift tegen de
verleende bouwvergunning door ons college ongegrond was
verklaard, is het beroep door de Raad van State verworpen
bij haar uitspraak van 21 oktober 1996. Het bouwplan is
eind 1995, begin 1996, gerealiseerd.
De SAOZ heeft de woningen, en de ligging van de woningen
ten opzichte van de nieuw gerealiseerde garage opgenomen
(hiervoor verwijzen wij naar de SAOZ-rapporten)
Overwegingen met betrekking tot artikel 4 9 WRO
Volgens artikel 4 9 WRO kent de gemeenteraad voor zover
blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van a. de
bepalingen van een bestemmingsplan, b. het besluit omtrent
vrijstelling als bedoeld in de artikel 19 WRO schade lijdt
of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding
Blad 3
niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of
anderszins is verzekerd hem op zijn verzoek een naar
billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op
grond van artikel 49 WRO dient te worden nagegaan of er
sprake is van een wijziging van het planologische regime,
waardoor verzoeker in een nadeliger positie is komen te
verkeren, waardoor hij schade lijdt of zal lijden. Daarom
moet de schadeveroorzakende planologische maatregel
(vrijstelling) worden vergeleken met het voordien geldende
planologische regime. Hierbij is voor wat betreft het oude
planologische regime niet de feitelijke situatie van
belang, maar wat op grond van dat regime maximaal kon
worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking
daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Belanghebbenden verzoeken schadevergoeding, omdat naar hun
mening hun onroerende zaken aanmerkelijk in waarde zijn
gedaald als gevolg van de omstandigheid, dat met toepassing
van artikel 19 WRO een garage, te weten werkplaats/showroom
c.a. is gebouwd op een terrein dat tot voorheen weiland
was
Ter plaatse waar het bovengenoemde bouwplan met toepassing
van artikel 19 WRO is gerealiseerd, golden, zoals onder het
kopje 'planologische maatregelen' is weergegeven, uit
hoofde van genoemde plannen de bestemmingen garagebedrijf
met bijbehorend erf, openbaar groen en bijzondere bebouwing
en openbaar groen. Uit hoofde van de bestemming bijzondere
bebouwing kon aldaar bijv. een scholencomplex worden
gerealiseerd binnen een bouwlocatie van 25 bij 33 m met een
bouwhoogte van 15 m.
Het SAOZ-rapport zegt, dat gelet op deze bestemming en de
aanwendingsmogelijkheden die deze bood, moet worden
geconstateerd, dat op een afstand variërend van ca. 10 tot
28 m (afhankelijk van het perceel), gemeten uit de zuid- of
noordoostelijke hoek van de percelen van belanghebbenden,
tot de (noord-)westelijke begrenzing van de bouwlocatie,
een scholencomplex had kunnen worden gesticht. De SAOZ
zegt, dat een scholencomplex met een bouwhoogte van
maximaal 15 m zou hebben kunnen leiden tot verlies van
uitzicht alsmede tot een aanmerkelijk privacyverliesOok
hinder wegens lawaai is inherent aan een school met erf en
tuin. Bij een maximale invulling van de bestemming
"bijzondere bebouwing" zou de bestemming "(openbaar) groen"
geldend voor twee kleine driehoekige arealen (elk ca. 500
centiare groot) de genoemde nadelige effecten van uitzicht-
verlies en aanmerkelijk privacyverlies niet hebben kunnen
wegnemen. Volgens de SAOZ gaat van het thans op een kortste
afstand van ca. 10 m gerealiseerde garagecomplex minder
verlies van privacy uit en wellicht iets meer verlies van
uitzicht en aanmerkelijk minder hinder wegens lawaai, omdat