Blad 4
opzicht efficiënter te werk te gaan. De onderhandelings
ruimte voor de gemeente is dus gelegen in het aantal
producten/diensten dat voor een bedrag geleverd kan worden
en de kwalitatieve eisen die er aan deze leveranties
gesteld worden. Dat vergt enerzijds van de instellingen dat
zij de eigen bedrijfsvoering zodanig aanpassen dat een
duidelijk beeld ontstaat van de prijs/product verhouding.
Het introduceren van meerdere leveranciers kan van belang
zijn om inzichtelijk te kunnen maken of dit een reële prijs
is terwijl benchmarking met name interessant is om bij één
enkele leverancier toch te kunnen bepalen hoe zich dit
verhoudt tot prijs/kwaliteit elders in het land. Daar waar
onderhandelingen resultaten laten zien die afwijken van
hetgeen in de begroting is vastgesteld zullen we deze
resultaten door middel van een begrotingswij ziging
inzichtelijk moeten maken aan de raad.
In de toekomst zullen we na afloop van de
onderhandelingsfase een overzicht opstellen van die
resultaten die een begrotingswijziging noodzakelijk maken.
Aan de hand van dit overzicht is het mogelijk voor de
gemeenteraad om zijn oordeel hierover uit te spreken.
4Stand van Zaken
In het najaar van 2000 hebben we samen met de instellingen
een intensief overleg traject gestart om met elkaar de
geschetste veranderingen te bespreken. Te bepalen wie wat
voor zijn rekening neemt en op welke termijn e.e.a.
gestalte kan krijgen. Het moge duidelijk zijn dat de
gewenste veranderingen niet behoren tot de categorie 'snel
resultaat verzekerd'Niet alleen vergt het van de
instellingen een behoorlijke inspanning om de eigen
bedrijfsvoering op het niveau te brengen dat de gevraagde
prijs/product gegevens beschikbaar en vergelijkbaar zijn,
ook van gemeentewege zal een aanzienlijke inspanning
gepleegd moeten worden om kwantiteiten en kwaliteiten te
bepalen
Het onderhandelingstraject voor 2001 kenmerkte zich met
name door met instellingen overeenstemming te bereiken over
de hier geschetste ontwikkelingen en de eisen die dit aan
hen stelt. In de praktische zin heeft dat er toe geleid dat
voor wat betreft de financiële en inhoudelijke kant er bij
de subsidieovereenkomsten 2001 voor gekozen is de lijn van
de vorige jaren voort te zetten. Vanzelfsprekend is de lijn
zoals die bij de sector AW al langer bestond voortgezet en
zijn hier voor 2001 prestatiecontracten met
integratiebedrijven/hoofdaannemers afgesloten. De
voorsprong die hier al bestond ten opzichte van de andere
subsidieovereenkomsten is gehandhaafd.
Bij de overige sectoren zien we op zich in de beschrijving
van de te leveren producten en diensten een voorzichtig
begin met het aangegeven van kwantiteiten en kwaliteiten.
Het accent in de voor 2001 afgesloten overeenkomsten ligt
echter veelal op het aangeven van de veranderingen en de
N
Blad 5
inspanningen die de instellingen zich moeten getroosten om
voor 2002 een meer op resultaat gerichte overeenkomst af te
kunnen sluiten.
Tot nu toe hebben we ons geconcentreerd op de veranderingen
binnen de huidige werkwijze van instellingen. Zoals er in
het LSB wordt aangegeven zal de realisatie ervan ook
gevolgen hebben voor die instellingen die naast de eigen
kerntaak zich in de loop der jaren, om overigens
begrijpelijke motieven, ook hebben bezig gehouden met
andere activiteiten. Veelal gaat het dan om activiteiten
die op zich noodzakelijk waren maar voor de cliënten van de
instelling moeilijk of niet bereikbaar, ook al zijn er
instellingen wiens kerntaak bestaat uit deze activiteiten.
In het LSB hebben we deze activiteiten 'overlap' genoemd.
Voorbeeld: Een instelling voor maatschappelijke opvang wil
de cliënten ook weer op het spoor brengen van
maatschappelijke activering. Daarvoor is het nodig dat deze
mensen in staat worden gesteld om met deskundige hulp de
bestaande belemmeringen op te heffen: verslaving, schulden,
huisvesting maar ook al vast weer wennen aan een vorm van
werken. Omdat niet altijd de toegang tot de deskundige hulp
bij de daarin gespecialiseerde hulpverleners beschikbaar
was besloot de instelling zelf in een of meerdere vormen
van deze hulp te gaan voorzien. Soms als alternatief soms
al voorportaal. Zo ontstonden op meerdere plaatsen in de
stad min of meer dezelfde vormen van hulpverlening binnen
één instelling. In het kader van het achterstandsbeleid LSB
wordt deze aanpak door instellingen achterhaald. De
hoofdaannemer koopt in het kader van de trajectplannen de
noodzakelijke hulpverlening in bij die instelling die dat
tot kerntaak heeft.
Om deze overlap in kaart te brengen en om ervaring op te
doen met een vraaggestuurde werkwijze is met name binnen
het zorgsegment gekozen voor een aantal pilots om deze
aanpak nader uit te werken. Ook hier zullen de af te
sluiten contracten pas ingrijpend worden gewijzigd als de
resultaten van de pilots bekend worden.
Samenvattend kunnen we stellen dat in het jaar 2001 veel
tijd en aandacht is geschonken aan het, waar mogelijk met
de betrokken instellingen, verduidelijken en in kaart
brengen van de veranderingen in de subsidieovereenkomsten
die het gevolg zijn van de introductie van het LSB. Veel
van deze veranderingen zullen eerst op termijn duidelijk
worden en in de af te sluiten overeenkomsten worden
opgenomen. Dat is een onvermijdelijk gevolg van de vele
ingrijpende veranderingen die bij de instellingen maar ook
bij de gemeente Leeuwarden nog moeten worden gerealiseerd.
Naast deze ingrijpende veranderingen die het gevolg kunnen
zijn van het bepalen van kerntaken voor instellingen, het