Blad 4
Evaluatie
Voor het bepalen van het totale effect van de mix van
uitgevoerde of nog uit te voeren maatregelen op wijkniveau
wordt een evaluatie uitgevoerd. De meetinstrumenten voor
deze evaluatie zijn het wijksignaleringssysteem en de GSB
rapportage (kwantitatieve informatie), de politiemonitor en
de monitoring van de participanten genoemd in het
wijkprogrammaAls nulmeting gelden hier het
wijksignaleringssysteem 1999 en de GSB rapportage 2000.
Vervolgens zal om de 2 jaar een actualisering plaatsvinden.
Organisatie
Bij de inrichting van de organisatie wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij de ABCD benadering. De bewoners moeten als
producent of eventueel gelijkwaardig partner van
instituties kunnen werken aan de versterking van hun wijk.
In de werkorganisatie staan dan ook de bewoners centraal.
In eerste instantie zijn dit de georganiseerde bewoners,
(de beide wijkpanels). De wijkpanels worden gevraagd om de
wijkwerkgroepen die samengesteld zijn voor de
totstandkoming van onderliggend wijkprogramma in stand te
houden voor de projectperiode. De wijkwerkgroepen zullen
zich onder andere bezig gaan houden met de invulling van de
nieuwe wijkkaart, en het benaderen van andere bewoners voor
de invulling van concrete activiteiten en de koppeling met
reeds bestaande activiteiten. Daarnaast vormen de
wijkwerkgroepen, klankbord, initiator en stimulator van het
stadsdeelteam Noordwest.
Na de totstandkoming en goedkeuring van het wijkprogramma,
vanaf 1 december a.s. zal de gemeente Leeuwarden de
wijkwerkgroepen ondersteunen door het aanstellen van een
projectleider. Opdrachtgever is de directeur Welzijn,
gemandateerd is de sector manager samenlevingszaken en
cultuur
De projectleider vormt het centrale punt waar een totaal
overzicht van alle activiteiten in het gebied aanwezig moet
zijn en waar de coördinatie plaatsvindt.
De wijkwerkgroepen worden daarnaast ondersteund en
gefaciliteerd door de andere partners in de wijk, in dit
geval het stadsdeelteam Noordwest. Het stadsdeeltam is
medeverantwoordelijk voor de inhoudelijke en procesmatige
voortgang van het project.
Financiële randvoorwaarden
Voor de financiering van de in dit wijkprogramma
voorgestelde maatregelen wordt een beroep gedaan op de
impuls "Onze buurt aan zet" van het ministerie van
Grotestedenbeleid ad 2,5 miljoen gulden 1.134.450,54)
welke beschikbaar komt onder voorwaarde dat er door de stad
een bedrag van minimaal 1,25 miljoen gulden 567.225,27)
aan co-financiering wordt gegenereerd. De co-financiering
Blad 5
mag bestaan uit de huidige gemeentelijke middelen onder
voorwaarde dat de doelstellingen van het gemeentelijk
beleid niet worden aangetast. De totale co-financiering
voor de impuls onze buurt aan zet bestaat uit:
De wijkbudgetten voor de Vrijheidwijk en Bilgaard.
Een bijdrage van de corporaties NWF en CHF.
Toekomstige investeringen in een Multifunctioneel
Centrum in de Noordrand.
Investeringen in het kader van stedelijke vernieuwing.
In totaal wordt hierdoor een bedrag van f 2.125.000,-
964.280,-) aan co-financiering gegenereerd. Het
gemeentelijk aandeel in de co-financiering bedraagt:
f 925.000,- 419.750,-). Door partners in de stad wordt
f 1.200.000,- 544.536,-) aan co-financiering
bijgedragen. Er wordt geen 'extra' geld gevraagd voor co
financiering
In het wijkprogramma is globaal indicatief aangegeven aan
welke thema's de investeringsimpuls wordt besteed. Met
nadruk wordt gesteld dat het hier gaat om een indicatieve
verdeling. Mocht in de praktijk blijken dat een andere
inzet van middelen noodzakelijk is, dan kan hier na overleg
met de bewoners en de betreffende wethouder voor worden
gekozen. Voor een overzicht van de verdeling van de gelden
wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van het wijkprogramma
Onder mededeling, dat de Commissie Welzijn u in haar
vergadering van 22 november 2001 heeft geadviseerd met het
bovenstaande in te stemmen, stellen wij u voor te besluiten
overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 6 december 2001.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
M. de Boer, waarnemend burgemeester,
dr. A. J. Hofman, secretaris