Nummer 24127
AvdV/DW
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen net voorstel van burgemeester en wethouders van
6 december 2001 (bijlage nr. 192);
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van
watertoeristenbelasting 2002.
Begripsomschn j vingen
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Invorderingswetde Invorderingswet 1990 (Stb. 221);
b. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt
gebezigd voor vakantie- of andere
recreatieve doeleinden;
c. lengte: de lengte over alles;
d. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk
gebruik, zulks ter beoordeling van het
college van burgemeester en
wethouders, is bestemd voor het
regelmatig afmeren of ter anker leggen
van een zelfde vaartuig gedurende een
periode van ten minste een maand;
een aaneengesloten tijdvak van 24
uren, aanvangend om 21:00 uur;
een aaneengesloten tijdvak van 30
etmalen;
gezagvoerder van een vaartuig of
degene die deze vervangt.
e. etmaal:
f. maand:
g. kapitein:
Blad 2
Belastbaar feit
Artikel 2
Onder de naam "watertoeristenbelasting" wordt een directe
belasting geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de
gemeente in vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid van de
gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door
personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basi
sadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen.
Belastingplicht
Artikel 3
1. De watertoeristenbelasting wordt geheven van de kapitein, de
eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2
bedoeld dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf
houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.
2. Indien met toepassing van het eerste lid geen belas
tingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene
die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf.
3. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting
verschuldigd wordt.
Vrij stellingen
Artikel 4
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
1. door degenen die verblijf houdt aan boord van:
a. een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot
verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van
hulpbehoevenden of van bejaarden;
b. kano's roei- en volgboten;
c. motor en zeilboten met een lengte van ten hoogste vier
meter;
d. een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in
het gemeentelijk watergebied bevindt;
2. waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening
op de heffing en invordering van toeristenbelasting;
3. van een asielzoeker, zijnde een vreemdeling als bedoeld in
artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, die een
asielverzoek heeft ingediend waarop negatief is beslist en
van een verblijfsgerechtigde, die op basis van artikel 9, 10
of 15 van voornoemde wet een verblijfsvergunning heeft, voor
zover deze personen verblijf houden in een gelegenheid als
bedoeld in artikel 2, in het kader van de centrale opvang