Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2002
ruimte om zelf een keuze te maken uit een aantal reïntegratiebedrijven, dit in goed
overleg met de casemanager. Goede kennis van de casemanager over de verschillende
benaderingen en specialiteiten van de bedrijven is dan onmisbaar.
Het resultaat van het gesprek kan zijn:
dat er een herbeoordeling van de ontheffing van de arbeidsverplichtingen plaats
vindt;
dat de cliënt wordt toegeleid naar een reïntegratiebedrijf of
dat de cliënt tijdelijk niet voor reïntegratie (traject voor zorg/ participatie/
uitstroom) benaderd wordt.
De verwachting is dat eind 2004 iedereen uit het zittende bestand een passend aanbod
heeft gehad voor werk, maatschappelijke participatie of zorg- en hulpverlening. Alle
cliënten die niet worden toegeleid naar reïntegratie worden aangemerkt als personen
met een tijdelijk 'rustplan'.
2. Rustplan
Het rustplan is iets nieuws. Hier wordt voorgesteld om een tijdelijke periode waarin de
cliënt niet benaderd wordt voor reïntegratie te formaliseren als rustplan. Dit wordt
vastgelegd in het automatiseringssysteem van Sociale Zaken en zal ook aan de
betrokkene kenbaar worden gemaakt. Deze formalisering van een 'ruststand' garandeert
een zorgvuldige en respectvolle behandeling van cliënten in een tijd waarin de druk op
reïntegratie van cliënten toeneemt. Het voorkomt onnodige voordrachten aan
reïntegratiebedrijven en dubbele benaderingen van cliënten. De casemanager van
Sociale Zaken zal in ieder geval een rustplan instellen wanneer:
iemand niet toegeleid kan worden, omdat de cliënt een beroep doet op de (opnieuw
beoordeelde) ontheffing waardoor cliënt ook niet vrijwillig deel wil nemen aan
reïntegratie of
als op basis van medisch advies blijkt dat de cliënt te ziek is voor deelname aan
reïntegratie.
Ook gedurende het reintegratietrajeet kan het reïntegratiebedrijf een advies voor een
rustplan aan de casemanager voorstellen. De duur van het rustplan is afhankelijk van de
individuele situatie van de cliënt maar duurt in ieder geval nooit langer dan de voor de
persoon geldende heronderzoekstermijn (max. 18 maanden voor fase 4). Na afloop van
het rustplan zullen de reïntegratiemogelijkheden van de client - altijd in een gesprek -
opnieuw worden bezien.
Voor het handhaven van de sluitende aanpak van de nieuwe instroom is nodig:
Om in te kunnen schatten hoeveel personen in het kader van de sluitende aanpak een
arbeidsmarktgericht aanbod (binnen 12 maanden) moeten krijgen is het van belang om
zicht te hebben op de jaarlijkse instroom in de bijstand. Op basis van instroomcijfers
van 2001 wordt het aantal cliënten dat de komende 3 jaar nieuw instroomt geraamd op
gemiddeld 1.400. De verdeling van de nieuwe instroom is als volgt geraamd:
300 cliënten met fasel (deze zijn zelfredzaam met actieve controle op CWI), 200 voor
fase 2/3 en voor fase 4 900 cliënten. Van de 900 jaarlijkse nieuwe instroom van fase 4
uitkeringsgerechtigden zal naar verwachting 25% niet toeleidbaar zijn. De resterende
groep fase 4 en de volledige groep fase 2/3 worden toegeleid naar de
reïntegratiebedrijven. Rekening houdend met een zekere terugstroom vóór het opstellen
van een trajectplan zijn maximaal 800 trajecten nodig om de sluitende aanpak van de
nieuwe instroom te kunnen blijven realiseren. Voor de bijstandsgerechtigden die niet
toegeleid (kunnen) worden volgt een rustplan.
Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2002
De sluitende aanpak van de nieuwe instroom en de reïntegratie van het zittend bestand
leidt tot de ingeschatte trajectbehoefte van jaarlijks 1.000 trajecten in de periode 2001 -
2004. De trajectbehoefte wordt voor een belangrijk deel bepaald door de omvang en
kenmerken van de nieuwe instroom, iets wat moeilijk te beïnvloeden is door de
gemeente.
1.3 Prestaties Werk 2002
Hieronder volgt een overzicht van de voorgenomen prestaties op het terrein van Werk in
het jaar 2002:
Reïntegratietrajecten
1.000 trajecten
waarvan uitstroom uit Abw (naar werk)
300 trajectdeelnemers
Trajecten nieuwe doelgroep
200 trajecten
Heronderzoeken activering
5.000 activeringsonderzoeken
Werkaanvaardingspremies
300 aanvragen
Kinderopvangplaatsen
153 plaatsen (combinatie dagopvang,
buitenschoolse opvang en
gastouderopvang)
1.4 Beleidsagenda Werk 2002
In de Lokale Agenda voor de Toekomst zijn de beleidsdoelen voor 2002 opgenomen.
De uitwerking van deze doelen vertaalt zich in de beleidsagenda. Wat moet er nog
gebeuren in 2002?
Nieuwe doelgroepmet de uitbreiding van de reïntegratieverantwoordelijkheid van
de gemeente voor niet werkende werkzoekendenen zonder uitkering en voor
personen met een Anw uitkering die zich (beide) inschrijven op het CWI zal de
gemeente inzicht moeten verwerven in de omvang en kenmerken van dit nieuwe
bestand. Daarnaast zal een plan van aanpak ontwikkeld worden hoe de reïntegratie
van dit bestand het beste kan plaatsvinden.
Monitor Scholing en Activering: vanaf 1-7-2001 is de registratie van de
monitorgegevens over de voortgang van individuele reïntegratie-activiteiten een
feit. Twee keer per jaar zullen deze gegevens aan het rijk worden gerapporteerd.
Toekomstige positie en uitvoering van het gesubsidieerde werkDit jaar wordt er
een verkenning gemaakt van de toekomst van het gesubsidieerd werk. In de Lokale
Agenda voor de Toekomst is de landelijke discussie over dit onderwerp al
aangehaald. De verwachting is dat er na de Tweede Kamer verkiezingen meer
duidelijkheid ontstaat over de richting die het kabinet wil inslaan. Leeuwarden wil
meelopen met die gedachteontwikkeling ten behoeve van een optimale lokale
organisatie en uitvoering.
Bevordering uitstroom uit de I/D-banen; In de Lokale Agenda voor de Toekomst
wordt bevordering c.q. handhaving op landelijk gemiddelde van de uitstroom uit
gesubsideerde werkplekken genoemd. In 2002 zal de sector Additionele
Werkgelegenheid de mogelijkheden verkennen voor een project ter bevordering
van de uitstroom uit de I/D banen naar regulier werk.
5