Blad 4
Door reclamanten wordt ingegaan op het streekplanbeleid met
betrekking tot het beleid aangaande solitaire molens, met
name ten aanzien van de voldoende landschappelijke
inpassing
Reclamanten wijzen er voorts op dat voldoende afstand dient
te worden aangehouden tot schaduwgevoelige objecten.
Reclamanten concluderen tenslotte dat Provinciale Staten de
bedoeling hadden (bij de vaststelling van het beleid) om
plaatsing van windmolens op dergelijke korte afstanden van
woonwijken niet toe te staan. Derhalve kan in redelijkheid
niet gekomen worden tot een vrijstellingsbevoegdheid ten
behoeve van de plaatsing van windmolens, aldus reclamanten.
Reactie
De opgenomen vrijstellingsbevoegdheid voor het plaatsen van
windmolens past in het provinciale beleid, zoals
geformuleerd in het streekplan Windstreek 2000. De
provincie maakt dit niet alleen mogelijk, maar wil dit ook
stimuleren. Het streekplan geeft aan dat aan het plaatsen
van solitaire turbines, zoals hier aan de orde een
landschappelijk juiste inrichtingsschets ten grondslag moet
liggen
Het gemeentelijk windmolenbeleid, zoals dat op 11 februari
2002 is vastgesteld, sluit hierop aan. Dit betekent dat er
aan een solitaire windmolen vanuit landschappelijk oogpunt
beperkingen kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld ten
aanzien van de situering en de hoogte.
Het streekplan maakt in beginsel een masthoogte van 60
meter mogelijk. Mede gezien het feit dat de Hemrik grenst
aan een woonwijk wordt voor dit bedrijventerrein in het
gemeentelijk beleid gekozen voor een lagere hoogte,
namelijk maximaal 50 meter.
Als richtlijn voor de visuele verstoring tot woonbebouwing
wordt een minimale afstand van 1: 10 aangehouden, dat wil
zeggen dat bij een masthoogte van 50 meter een minimale
afstand van 500 meter tot de woonbebouwing noodzakelijk is.
In het bestemmingsplan zijn deze uitgangspunten van het
provinciaal en gemeentelijk beleid vertaald door het
aangeven van een maximale hoogte in de
vrijstellingsbevoegdheid en het opnemen van criteria in de
Beschrijving in Hoofdlijnen.
Ten aanzien van de door reclamanten verwachte
geluidsoverlast kan worden opgemerkt dat het hier een
gezoneerd bedrijventerrein betreft. Als gevolg van de
windmolens mag er geen overschrijding van de geluidzone
plaatsvinden. In die zin geven de windmolens dus geen extra
geluidhinder. Uit berekeningen van de milieu-adviesdienst
(opgenomen in bijlage 3 van de toelichting op het
bestemmingsplan) blijkt dat er sprake is van plaatsing van
enkele molens in het gebied dat in aanmerking komt voor
vrijstelling, zonder dat overschrijding van de geluidzone
zal plaatsvinden.
Ten aanzien van de aan te houden afstand tot
schaduwgevoelige objecten kan het volgende worden
opgemerkt. Het betreft hier een aspect dat met name wordt
Blad 5
geregeld in de milieuwetgeving er. uitstexend met
maatregelen kan worden tegengegaan, zoals onder meer het
stilzetten van de turbine wanneer schaduwwerking dreigt op
te treden, alsook het aanbrengen van beplanting nabij
bebouwing. Het streekplan geeft dit overigens ook aan.
Volgens het op 1 december 2001 in werking getreden Besluit
Voorzieningen en Installaties Milieubeheer hebben de hier
aan de orde zijnde windmolens op een afstand tot woningen
van 4 keer de ashoogte geen milieuvergunning nodig. Alsdan
kan worden volstaan met algemene voorschriften. Een van die
voorschriften is dat een windturbine moet zijn voorzien van
een automatische stilstandinstallatie indien de afstand tot
woningen minder bedraagt dan 12 maal de rotordiameter en
gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar over meer dan 20
minuten per dag slagschaduw kan optreden. Of zich deze
situatie zal voordoen is niet op voorhand te zeggen.
Volgens de toelichting op het Besluit Voorzieningen en
Installaties Milieubeheer zijn hiervoor geen algemene
normen te geven. Bij de concrete plaatsing zal het aspect
schaduwhinder moeten worden onderzocht. Dit volgt ook uit
de in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen criteria.
Ten aanzien van algemene conclusie van reclamanten dat
Provinciale Staten de bedoeling hadden om plaatsing van
windmolens op dergelijke korte afstanden van woonwijken
niet toe te staan kan, mede gelet op het vorenstaande,
worden opgemerkt dat deze bedoeling geenszins als zodanig
uit het streekplan Windstreek valt af te leiden. Overigens
zijn de afstanden, mede gelet op het Besluit installaties
en voorzieningen milieubeheer, helemaal niet zo kort te
noemen
Ad 5. Boonstra Rademakers, advocaten notarissennamens
Tadema Beheer B.V., Orionweg 1 te Leeuwarden
Namens Tadema Beheer worden zienswijzen ingediend tegen dit
ontwerp-bestemmingsplan
De zienswijzen richten zich met name op de
(on)mogelijkheden van het oprichten van windturbines op het
bedrijventerrein De Hemrik.
Aangegeven wordt dat Tadema Beheer B.V. een onherroepeliike
milieuvergunning heeft voor het oprichten van een
windturbine met een masthoogte van 50 meter op het adres
Orionweg 3 te Leeuwarden.
Verder wordt bezwaar gemaakt tegen de in de plantoelichting
gemaakte opmerking dat er op grond van de geluidsnormen op
het bedrijventerrein nog ruimte is voor 1 a 2 windturbines.
Deze opmerking wordt onjuist geacht. Binnen de geldende
geluidsnormen moet er volgens reclamant veel meer mogelijk
zijn.
Ook wordt bezwaar gemaakt tegen de in het plan aangegeven
aan te houden afstand van 500 méter voor te plaatsen
windturbines ten opzichte van de woonbebouwing in
CamminghaburenTadema Beheer B.V. wil op 290 meter vanaf
die woonbebouwing een windturbine plaatsen. Op grond van de
geldende milieuregelgeving is een afstand van 500 meter
volstrekt onnodig volgens reclamant. Daarbij wordt