I I Blad 4 paragrafen wordt informatie gegeven over de bedrijfsvoering. Deels werd die voorheen in de perspectiefnota opgenomen. De paragrafen geven in het algemeen meer en concretere achtergrondinformatie dan voorheen in de perspectiefnota was vermeld. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een overzicht gegeven van de lasten en baten en de ontwikkeling van de financiële positie. Het hoofdstuk eindigt met een oordeel over de financiële positie. Blad 5 2 BELEIDSBEGROTING 21 Programmaplan Bij de behandeling van de Perspectiefnota 2002-2005 in de raad op 2 juli 2001 heeft de raad besloten als proef de perspectiefnota en de begroting gelijktijdig in het najaar te behandelen. Vooruitlopend op de verplichting om in 2004 een programmabegroting op te stellen hebben wij deze, zoals we in paragraaf 1.3 hebben gemotiveerd, voor 2003 reeds opgesteld. Hierdoor ontstaat een betere aansluiting op het collegeprogramma en de Stadsvisie. Dit betekent dat afscheid genomen wordt van de traditionele en vertrouwde opzet van de Perspectiefnota die vooral gebaseerd was op de indeling van het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)Deze bestaat uit de vier pijlers sociaal; economisch; fysiek; randvoorwaarden. De 4 pijlers zijn nu opgedeeld in 18 programma's met daaraan toegevoegd programma 19 (Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen) en programma 20 (Onvoorzien)Alle programma's hebben hun eigen doelen. In eerste instantie zijn hiervoor de strategische en operationele doelen uit het MOP gebruikt. Daar deze doelen deels gerealiseerd c.q. achterhaald zijn, worden ze, voor zover dat op dit moment mogelijk is, aangepast verwijderd of opnieuw geformuleerd zodat ze meer toegesneden zullen zijn op de gekozen programma's en meetbaar worden. De stadsvisie en het collegeprogramma hebben hierbij als leidraad gediend. In het najaar zullen alle in het MOP geformuleerde doelen worden geëvalueerd Een belangrijk deel van de huidige perspectiefnota, de beleidsvoornemens, is opgenomen in het "Programmaplan" van de programmabegroting. In het programmaplan worden per programma de volgende 3 vragen beantwoord: 1. Wat willen we bereiken? (doelstelling, de beoogde (maatschappelijke) effecten en wanneer e.e.a. gerealiseerd wordt); 2. Wat doen we er voor? (de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken; hierbij gaat het om het aangeven van de belangrijkste activiteiten om het programma te kunnen realiseren met speciale aandacht en een nadere toelichting op het nieuwe beleid en de ombuigingen die betrekking hebben op het betreffende programma; in bijlage B zijn de ombuigingsvoorstellen en de voorstellen nieuw beleid in formulieren uitvoerig uitgewerkt); 3. Wat mag het kosten? (de raming van baten en lasten (inclusief de uitzettingen, inkrimpingen, nieuw beleid en ombuigingen)Verder wordt per programma aangegeven voor welke projecten een bijdrage is verstrekt c.q. is gereserveerd uit het SIOF. In paragraaf 2.2.7 wordt nog uitgebreid ingegaan op het SIOF. In het algemeen kan over net programmaplan worden gezegd dat er sprake is van een groeimodel. De programma's moeten worden beschouwd als eerste proeve. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan ontwikkelingsplannen voor de strategische concepten uit de Stadsvisie. Als deze ontwikkelingsplannen gereed zijn, kan Deter worden aangegeven waar de strategische concepten zich op concentreren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 4