Blad 4 Aldus het raadsvoorstel van 4 mei 2000. Wij hebben dan ook voorgesteld bedoeld verzoek om planschadevergoeding af te wijzen. U heeft op 15 mei 2000 conform besloten. Hetgeen wij hiervoor hebben opgemerkt geldt ook ten aanzien van het advies van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften. Zoals reeds opgemerkt deelt de commissie de mening van de SAOZ niet dat sprake is van risico-aanvaardingalsmede dat het niet redelijk is dat 50% van de waardevermindering voor rekening van de familie Moré-De Jong dient te blijven. De bewering dat men van de kant van de gemeente onjuist zou zijn geïnformeerd, is onvoldoende aangetoond, noch anders zins gebleken. Wat betreft de door de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften genoemde vergadering van een raadscommissie in september 1996 merken wij het volgende op. De Commissie doelt hiermee waarschijnlijk op de op 12 september 1995 gehouden vergadering van de Commissie voor Stadsontwikkeling, waarin o.a. aan de orde was de vaststelling van het bestemmingsplan "Vossepark"Door omwonenden waren verschillende zienswijzen naar voren gebracht omtrent de bestemming van het braakliggende terrein aan de Harlingerstraatweg hoek Bilderdijkstraat (behoudens een bepaald onderdeel zijn deze zienswijzen door de Raad ongegrond verklaard)Naar aanleiding van de opmerking dat de commissieleden niet op de hoogte zouden zijn geweest van de bouwvergunning van 8 augustus 1989 merken wij op, dat op 19 september 1995 (aan de commissie leden) - in aansluiting op hetgeen hierover reeds in het raadsvoorstel was opgemerkt - inderdaad een "Overzicht bouwontwikkelingen Harlingerstraatweg hoek Bilderdijk- straat" is verstrekt waarin de ontwikkelingsgeschiedenis nog eens kort is samengevat. Dit doet evenwel niet af aan het feit dat de voorganger van de Commissie voor Stads ontwikkeling, de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting tot twee keer toe betrokken is geweest bij de ontwikkeling van dit terrein, n.l. resp. bij het "ontwikkelingsperspectief" (30 januari 1989) en bij het nemen van een voorbereidingsbesluit commissie-vergadering 2 mei 1989)Gezien de continuïteit van bestuur mag ervan worden uitgegaan dat de commissie van de ontwikkelingen op de hoogte was Het feit dat er voor het betreffende gebied geen voorbereidingsbesluit gold op het moment van aankoop van de woning (opmerking van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften) is in relatie met hetgeen hiervoor is opgemerkt omtrent het feit dat de invulling kenbaar was/risico-aanvaarding nauwelijks relevant. Blad 5 Wij hebben hiervoor (opnieuw) aangegeven waarom wij de stelling in het advies van de SAOZ ten aanzien van dit verzoek om planschadevergoeding dat van bedoelde waardevermindering (slechts) 50% voor rekening van belanghebbenden behoort te blijven niet kunnen onderschrijven. Hiermee is naar onze mening tevens gemotiveerd aangegeven waarom de schade volledig ten laste van de familie Moré-De Jong dient te blijven. Doorslaggevend is dat toen men de woning in 1993 kocht, men wist, althans kon weten, dat bedoelde vergunning (het bouwplan van 1989) was verleend en dat onder deze omstandigheden de gestelde schade redelijkerwijze ten laste van belanghebbende dient te blijven. Gelet op het vorenstaande komen wij tot de conclusie, dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat deze reeds hij de aankoop van de betreffende woning voorzienbaar was, alsmede dat het verzoek om planschade vergoeding terecht is afgewezen. Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit Leeuwarden, 2 5 september 2 0 03 Burgemeester en wethouders van Leeuwarden, M. de Boer, burgemeester, drsC.H.J. Brugman, secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 116