Notitie organisatie en financiering schuldhulpverlening Het gemeentelijk beleid met betrekking tot de schuldhulpverlening is vastgelegd in de kademota schuldhulpverlening, die in december 1999 door de gemeenteraad is vastgesteld. In die nota zijn de uitgangspunten geformuleerd die voor dit beleidsterrein gelden. Tegen de achtergrond van de discussie over de vernieuwing van het welzijnsbeleid in het kader van het LSB (2001) is ook het beleid met betrekking tot de schuldhulpverlening opnieuw ter discussie gekomen. Bij de uitwerking van de LSB-uitgangspunten in de welzijnspraktijk ontstond de behoefte om meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van de vraag naar schuldhulpverlening en tevens om een beter beeld te krijgen van de inhoud en organisatie van het werkproces dat daarmee annex is. Dat laatste mede vanuit de gedachte dat het wellicht mogelijk zou zijn om door verbetering van de samenwerking tussen de uitvoerders en verdere integratie van taken doelmatigheidswinst te realiseren. Om die informatie te verzamelen en samen met de uitvoerders verbeteringsvoorstellen te ontwikkelen werd een onderzoek opgezet, dat werd uitgevoerd door het SGBO, het onderzoeks- en adviesbureau verbonden aan de VNG.. Dat onderzoek heeft o.m. een advies opgeleverd voor een andere opzet van de organisatie van de schuldhulpverlening. Het advies is besproken met de instellingen die betrokken zijn bij de schuldhulpverlening. De uitkomsten van één en ander worden in deze notitie behandeld. Naast de vraag naar de plaatsbepaling en vormgeving van de schuldhulpverlening tegen de achtergrond van de vastgestelde LSB-uitgangspunten, spelen nog enkele andere problemen op dit beleidsterrein die om een oplossing vragen. Zo is er de laatste jaren een gestage toename geweest van het aantal verzoeken om schuldhulpverlening. De geleidelijke groei kon tot nu toe - zij het met moeite - met de bestaande faciliteiten opgevangen worden, hoewel wachtlijstvorming niet geheel vermeden kon worden. In het eerste kwartaal van 2003 is er echter sprake van explosieve toename van het aantal verzoeken om schuldhulpverlening. Deze toename, die zich ook landelijk als een trend aftekent, kan door de uitvoerders eenvoudigweg niet kan worden verwerkt zonder dat het beschikbare budget wordt verruimd. Dat leidt tot de vraag hoe budgetruimte kan worden gevonden om dit probleem op te lossen en verdere groei van de wachtlijst te voorkomen. Daarnaast is op basis van inzichten in 2001 verondersteld dat met de inzet van rijksgelden een besparing mogelijk zou zijn op de inzet van gemeentelijke middelen voor schuldhulpverlening In het kader van de bezuinigings taakstelling, die met ingang van 2002 aan het LSB-beleidsterrein was opgelegd, werd daarom een bijdrage van de schuldhulpverlening verwacht van ƒ200.000,-, ofwel voor 2003 inmiddels bepaald op 94.800,-. Over de effecten en consequenties van deze taakstelling gaat het ook in deze notitie. Uiteindelijk mondt één en ander notitie uit in een tweetal voorstellen: één voor een gewijzigde organisatorische opzet van de schuldhulpverlening met betere kansen voor een integrale aanpak, en een ander voorstel voor een financieel kader voor dit beleidsterrein voor de jaren 2003 en 2004. Inleiding

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 191