2 Het in het eerste lid bedoelde gevaar als gevolg van de eigenschappen wordt niet geacht aanwezig te zijn bij het gebruik van elektrische sterk- stroominstallaties voor lage spanning, die voldoen aan de veilig heidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, opgenomen in NEN 1010, uitgave 2000. Artikel 4.2 Installaties voor verwarming en kookdoeleinden 1. In de stookruimte mogen geen brandbare goederen worden opgeslagen op gesteld. Stooktoestellen die buiten een stookruimte zijn opgesteld, moe ten vrij worden gehouden van brandbare goederen. 2. Een opening ten behoeve van ventilatie, op grond van enige regeling ge- eist mag niet worden afgesloten. 3Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel op zo danige te plaatsen dat: door de eigenschappen van die installatie of dat toestel zelf gevaar oplevert voor het ontstaan van brand; door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 4Het in het derde lid bedoelde gevaar las gevolg van de eigenschappen wordt niet geacht aanwezig te zijn bij het gebruik van: centrale verwarmingsinstallaties die voldoen aan de veiligheidseisen voor centrale verwarmingsinstallaties, opgenomen in NEN 3 028, uitgave 1986; centrale verwarmingsinstallaties voor het stoken van gas dat wordt gedistribueerd door middel van pijpleidingen welke installaties bo vendien voldoen aan de gasinstallatievoorschriften, opgenomen in NEN 1078, uitgave 1999; 5Het is verboden een verwarmingstoestel met afvoergelegenheid voor het stoken van vast of vloeibare brandstof te gebruiken indien de verbran dingsgassen daarvan niet worden afgevoerd door middel van een doeltref fende voorziening voor de afvoer van rook. 6. Het is verboden een verwarmingstoestel voor het stoken met gas te ge bruiken indien de verbrandingsgassen daarvan niet worden afgevoerd door middel van een doeltreffend rookkanaal of gas afvoerkanaal. Artikel 4.3 Voorzieningen voor de afvoer van rook 1. Het is verboden een rookkanaal te gebruiken dat niet doeltreffend is ge reinigd 2. Het is verboden een rookkanaal uit te branden. 3. Het is verboden een rookkanaal of gas afvoerkanaal te gebruiken, indien dit gebruik door de toestand waarin dat rookkanaal of dat gas afvoerka naal zich bevindt dreigend gevaar levert voor de veiligheid van perso nen. 4. Het is verboden een rookkanaal waarin brand heeft gewoed te gebruiken voordat het is gereinigd en zonodig hersteld. 5Het is verboden een rookkanaal te gebruiken als dit zonder een inrichting tot het opvangen van vonken dreigend gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. Artikel 4.4 Ontruimingsinstallatie l.De ontruimingsinstallatie moet ten aller tijde gebruiksklaar zijn en in een goede staat verkeren, e.e.a. volgens de NEN 2575, uitgave 2000 2 De ontruimingsalarminstallatie moet eenmaal per maand worden gecontro leerd op een goede werking en zo nodig gerepareerd. Artikel 4.5 Vluchtwegaanduidingen (transparanten) Indien op grond artikel 3.7 noodverlichting in het kamerverhuurpand aanwe zig is, moet de vluchtwegaanduidingen (transparanten) hierop aangesloten zijn. Artikel 4.6 Flessengasinstallatie/gasflessen Een flessengasinstallatie voor verwarming of kookdoeleinden is niet toege staan. Aanwezigheid van flessengas voor ander doeleinden is eveneens niet toegestaan. Artikel 4.7 Rookvrije vluchtroutes en (nood)uitgangen 1.De rookvrije vluchtroutes moeten altijd over de minimaal vereiste breedte zijn vrijgehouden van obstakels. Dit geldt eveneens voor het als verlengstuk van de vluchtwegen aan te merken gedeelte van het aansluitend terrein. 2Op de vloeren van de rookvrije vluchtroutes zijn losliggende leidingen en snoeren niet toegestaan. 3. Een (nood)uitgangsdeur moet bij aanwezigheid van personen in het kamer verhuurpand uitsluitend zodanig zijn gesloten, dat de (nood)uitgangsdeur van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan wor den geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleu tel of een ander los voorwerp 4 Waar op de bij de gebruiksvergunning kamerverhuurpand behorende tekenin gen) als zodanig is aangegeven, moet duidelijk zichtbaar het opschrift: "NOODDEUR VRIJHOUDEN" en/of "NOODUITGANG" zijn aangebracht, volgens NEN 3011, uitgave 1986. Artikel 4.8 materiaalgebruik in de rookvrije vluchtroute 1. Stoffering en versiering in rookvrije vluchtroutes moeten vrijgehouden worden van spots en andere warm wordende apparatuur, waarvan de opper- vlaktetemperatuur meer dan 80° bedraagt. 2 De toegepaste bekledingsmaterialen in rookvrije vluchtroutes moeten vol doen aan: NEN 1775, uitgave 1991, Klasse Tl t.b.v. vloeren; NEN 6065, uitgave 1991, Klasse 2 t.a.v. overige aankleding en ver siering; NEN 6066, uitgave 1991, optische rookdichtheid 2,2/m. Artikel 49 Afval Afval moet worden verzameld in veilig opgestelde goed af te sluiten contai ners van moeilijk brandbaar materiaal, voor zover de containers binnen het kamerverhuurpand zijn opgesteld. Artikel 4.10 Opslag van materialen Buiten de daartoe op de bij de gebruiksvergunning kamerverhuurpand behoren de tekening(en) aangegeven ruimten mogen in het kamerverhuurpand geen grote hoeveelheden brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen aanwezig zijn. De kleine hoeveelheden zijn slechts voor eigen ge bruik en zijn op doeltreffende wijze afgesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 274