2. LANDELIJKE EN PROVINCIALE ONTWIKKELINGEN
2.1. Landelijk
In het kader van het Startprogramma Duurzaam Veilig (december 1997) hebben het
Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en het
Inter Provinciaal Overleg (IPO) afspraken gemaakt om het verkeer duurzaam veilig te
maken. In het programma worden twee fasen onderscheiden.
De eerste fase liep van 1997 tot eind 2002. In deze fase is uitvoering gegeven aan
maatregelen uit het Startprogramma Duurzaam Veilig. Het doel van die maatregelen
was in korte tijd en met een beperkt budget een duidelijke impuls te geven aan
Duurzaam Veilig en daarmee een bijdrage te leveren aan de
verkeersveiligheidsdoelstelling van het 2e Structuurschema Verkeer en Vervoer voor het
jaar 2010 (50% minder doden en 40% minder gewonden t.o.v. 1986).
De belangrijkste maatregelen waren:
categorisering van wegen;
sobere inrichting van 30 km/uur verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom;
introductie van 60 km/uur verblijfsgebieden buiten de bebouwde kom;
uniformering van de voorrangsregels op rotondes;
invoering voorrang alle bestuurders (ook fietsers) van rechts;
invoering van bromfiets op de rijbaan.
De uitvoering van de maatregelen werd gekenmerkt door een sobere aanpak.
Er zijn vooral infrastructurele maatregelen getroffen op de plaatsen waar ze het meest
noodzakelijk zijn, de knelpunten.
De concrete invulling van de tweede fase, de integrale invoering van Duurzaam Veilig,
is inmiddels in gang gezet. Onder integraal wordt hier verstaan de samenhang tussen
infrastructurele-, handhavings- en educatieve maatregelen.
De ambitie is om uiteindelijk een duurzaam veilig verkeers- en vervoerssysteem te reali
seren. "Duurzaam" veilig wil zeggen dat ongevallen gedurende een lange termijn zoveel
mogelijk worden voorkomen.
Preventie is dan ook het sleutelwoord waarbij de mens geldt "als de maat der dingen".
Verkeersknooppunten moeten derhalve zodanig worden ingericht en voertuigen zodanig
worden vormgegeven dat de kans op ongevallen tot een minimum wordt beperkt.
Daarnaast blijven echter regelgeving, handhaving en voorlichting noodzakelijk, evenals
educatie: Permanente Verkeerseducatie (PVE) heeft tot doel de verkeersdeelnemer
gedurende het hele leven de benodigde kennis, vaardigheden en motivatie bij te brengen
voor een veilige deelname aan het verkeer.
Volgens het Nationaal Verkeers en Vervoers Plan (NVVP) heeft meer aandacht voor de
menselijke factor in het verkeer prioriteit. Het overgrote deel van de verkeersongevallen
is het gevolg van verkeerd menselijk handelen. In het door het NVVP voorgestane
gedragsbeleid zal dan ook meer aandacht uitgaan naar de component die betrekking
4
heeft op de beïnvloeding van de kennis, de vaardigheid en de attitude van de individuele
weggebruiker door middel van opleiding en training.
Permanente Verkeerseducatie
Permanente Verkeerseducatie (PVE) houdt in: "Het geheel van opeenvolgende en in
doorlopend verband samenhangende activiteiten op het gebied van verkeerseducatie,
zowel op basis van leeftijdsgebonden ontwikkelingen als op basis van de vervoerswijze
van de verkeersdeelnemers".
Van alle verkeersdeelnemers wordt verwacht dat ze zich verantwoord en veilig
gedragen in het verkeer. Dat houdt onder anderen in dat ze zich aan de regels houden. In
de praktijk blijkt dit echter niet altijd te gebeuren. Rijden door rood licht, geen richting
aangeven, fietsen waar dat niet mag, rijden met een glaasje op: de overtredingen zijn
talloos. Haast nog belangrijker dan het opvolgen van de regels is het kunnen inschatten
van situaties. Meer nog dan wat MAG is belangrijk wat KAN.
Met PVE willen we bereiken dat het meest veilige en sociale verkeersgedrag zo goed
mogelijk wordt aangeleerd. En wat nog belangrijker is: dat dit gedrag als
vanzelfsprekend wordt beschouwd. Zoals gezegd gedragen velen zich niet vlekkeloos in
het verkeer. Fouten worden gemaakt. Dat is menselijk. Maar bewust fouten maken is
een ander verhaal. Bovendien moeten mensen zich meer bewust worden van de
mogelijke gevolgen van hun gedrag. Het gaat dan om de kwaliteit van te nemen
beslissingen: haal ik wel of niet in, rijd ik nog harder of zit ik op de grens, steek ik al
over of wacht ik tot ik ZEKER weet dat het veilig is, enzovoort. Dan kan
verkeerseducatie een hulpmiddel zijn om dit ongewenste verkeersgedrag te corrigeren.
Bij PVE wordt er dan ook van uitgegaan dat de verkeersdeelnemer, gedurende zijn hele
leven op de daarvoor juiste momenten, door educatie en training voorbereid moet
worden op zijn komende verkeerstaak.
Daarom is het tijdens de levensloop, van baby naar senior, belangrijk dat de volgende
zaken onderhouden worden.
kennis (van het verkeerssysteem waaronder de regelgeving)
vaardigheden (het beheersen van de noodzakelijke handelingen veelal gericht op voer-
tuigbeheersing)
inzicht (het verkeerssysteem in relatie met het eigen en andermans verkeersgedrag) en
attitude (bevordering van een positieve houding ten opzichte van veilig
verkeersgedrag) onderhouden worden en dat men, wanneer er ongewenst
verkeersgedrag insluipt, bijsturing krijgt.
Verkeerstoezicht, oftewel handhaving, heeft ook een educatieve waarde. Ongevallen
worden ten dele veroorzaakt doordat de verkeersregels worden genegeerd. Door inzet
van de politie kan de naleving van verkeersregels worden gecontroleerd en verbeterd.
Een structurele en planmatige aanpak, afgestemd op wegbeheer en educatieve
activiteiten zijn daarbij van belang.
Sinds 1998 worden verkeersdeelnemers ingedeeld in leeftijdscategorieën die synchroon
lopen met de wisseling van de verkeerstaak door verandering van vervoersmiddel.
Binnen de PVE worden daar de volgende zes doelgroepen onderscheiden, gebaseerd op
een combinatie van leeftijd en vervoerswijze:
5