aanvraag bij de burgemeester worden ingediend.
2. Bij een aanvraag om vergunning wordt in ieder geval vermeld en/of overlegd:
a. de persoonsgegevens van de exploitant(en);
b. de persoonsgegevens van de beheerder(s);
c. een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
d. de plaatselijke ligging van de speelgelegenheid;
e. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de
speelgelegenheid;
f. een bedrijfsplan, waarin in ieder geval staat beschreven welk(e) spel(en) in de speelgelegenheid zal
(zullen) worden beoefend.
3. Indien de exploitant een wijziging wenst van het soort spelen in de speelgelegenheid deelt hij dit de
burgemeester vooraf schriftelijk mede; de mededeling wordt als aanvulling op het bedrijfsplan aangemerkt.
Artikel 2.3.3.4 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
c. dienen een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de justitiële documenta
tie te overleggen die uiterlijk drie maanden van te voren is afgegeven;
d. zijn niet binnen de laatste vijfjaar exploitant of beheerder geweest van een speelgelegenheid of
horeca-mrichting die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of
waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.2, eerste lid, of artikel 2.3.1.2, eerste lid, is
ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hen terzake geen verwijt treft;
e. zijn niet binnen de laatste vijfjaar tenminste twee maal onherroepelijk veroordeeld wegens
overtreding van het bepaalde in de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen, de Opiumwet en
de Wet wapens en munitie;
f. hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.
Artikel 2.3.3.5 Weigeringsgronden vergunning
1De burgemeester weigert een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.2, eerste lid, indien:
a. De vestiging of de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend of in procedure
zijnd bestemmingsplan;
b. De exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 2.3.3.4 gestelde eisen.
2. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.2, eerste lid, weigeren, indien naar
zijn oordeel:
a. De woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde of
veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. Een eerdere vergunning voor de exploitatie van de speelgelegenheid is ingetrokken of de
speelgelegenheid met toepassing van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is
gesloten;
c. Het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 2.3.3.3 onvoldoende garanties geeft dat het in deze verordening
en de Wet op de kansspelen bepaalde niet zal worden overtreden;
d. Redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag
vermelde in overeenstemming zal zijn.
Artikel 2.3.3.6 Verplichtingen exploitant en beheerder
1De exploitant van een speelgelegenheid is verplicht voldoende toezicht uit te oefenen op de gang van
zaken gedurende de openingstijden van de speelgelegenheid dan wel ervoor zorg te dragen dat voldoende
toezicht wordt uitgeoefend.
2. De exploitant is verplicht als beheerder van de speelgelegenheid op te laten treden degene die als
24
zodanig in de vergunning staat vermeld.
3. De exploitant en de beheerder dienen ervoor zorg te dragen dat de vergunning in de speelgelegenheid
aanwezig is en deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met het toezicht op deze regelgeving of
op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage af te geven.
Artikel 2.3.3.7 Exploitatietijden speelgelegenheid
Het in de artikelen 2.3.1.4, 2.3.1.5, 2.3.1.6, 2.3.1.7 en 2.3.1.8 van deze verordening bepaalde is onverkort
van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden, die niet tevens als horecabedrijf als bedoeld in
artikel 2.3.1.1 zijn aan te merken.
Artikel 2.3.3.8 Intrekkingsgronden vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning voor een speelgelegenheid
intrekken, indien:
a. De exploitant of beheerder niet langer voldoet aan de in artikel 2.3.3.4 gestelde eisen;
b. De exploitant in strijd handelt met hetgeen hij in het bedrijfsplan heeft opgenomen dan wel het
aanvullend bedrijfsplan als bedoeld in artikel 2.3.3.3, derde lid, onvoldoende garanties geeft dat het in
deze verordening en de Wet op de kansspelen bepaalde niet zal worden overtreden;
c. In de speelgelegenheid strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de veiligheid ot
orde in en om de speelgelegenheid;
d. De woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde of veiligheid
op ontoelaatbare wijze wordt benadeeld of verstoord door de exploitatie van de speelgelegenheid;
e. Zich in of vanuit de speelgelegenheid anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat
het geopend blijven van de speelgelegenheid gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging
vormt voor de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid;
f. De exploitant de in artikel 2.3.3.6 neergelegde verplichtingen niet of onvoldoende nakomt;
g. De exploitant het toezicht op de naleving van het in deze paragraaf bepaalde belemmert.
Artikel 2.3.3.9 Sluiting van speelgelegenheid
1De burgemeester kan een speelgelegenheid al dan niet voor een bepaalde duur gesloten verklaren,
indien:
adie speelgelegenheid wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;
b. die speelgelegenheid wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden
voorschriften;
c. een van de in artikel 2.3.3.8 genoemde situaties waarbij intrekking van de vergunning mogelijk is,
zich voordoet.
4 2. De sluiting wordt geacht in het openbaar bekend te zijn gemaakt, zodra een besluit tot sluiting op of
nabij de toegang(en) van de speelgelegenheid is aangebracht.
3. Eenieder is verplicht toe te laten, dat het in het tweede lid bedoelde besluit wordt aangebracht en
aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
4. Het is de exploitant of beheerder verboden in de speelgelegenheid bezoekers toe te laten of daarin te
laten verblijven zolang de sluiting van kracht is.
5. Het is eenieder verboden om, nadat de sluiting van een speelgelegenheid overeenkomstig het tweede
lid bekend is gemaakt, daarin als bezoeker te verblijven.
Artikel 2.3.3.10 Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
1De exploitant is verplicht, indien hij de exploitatie van de speelgelegenheid ten behoeve waarvan de
vergunning is verleend beëindigt, hiervan binnen twee weken na de beëindiging schriftelijk mededeling te
doen aan de burgemeester.
2. Bij ontvangst van deze mededeling dan wel uiterlijk twee weken na de feitelijke beëindiging vervalt
de vergunning, tenzij is aangegeven dat de exploitatie van die speelgelegenheid door een ander wordt
25