welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde, beplanting moet worden
vervangen.
3 Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig
in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop
zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van
voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven
aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging
wordt weggenomen.
4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede
zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.5 of artikel
4.5.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en
waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid
te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
1Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar
opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de
rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de
aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat
verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout
en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te
vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
Artikel 4.5.9 Monumentale en waardevolle bomen
Op het voornemen een kapvergunning te verlenen voor monumentale en waardevolle bomen of houtopstanden
is de openbare voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.
Artikel 4.5.10 Bescherming bomen
1. Het is verboden bomen en houtopstanden, die openbaar eigendom zijn:
te beschadigen, te bekladden of te beplakken:
daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door daartoe bevoegde deskundige
boomverzorgers ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak;
2. Het is verboden om een of een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand of boom aan
te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde
groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem
of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
48
Artikel 4.6.2 Beschermde planten; hout sprokkelen
1Het college is bevoegd:
a. plaatsen aan te wijzen waar het ter bescherming van het natuur-, landschaps- of dorps-
/stadsschoon verboden is daarbij aangeduide bloemen of planten te plukken of bij zich te
hebben;
b. bosgebieden of gedeelten daarvan aan te wijzen waar het om redenen van milieubeheer
verboden is hout te sprokkelen of gesprokkeld hout bij zich te hebben.
2. Het is verboden op een, door het college, krachtens het eerste lid, aangewezen plaats:
a. de daarbij aangeduide bloemen of planten te plukken, bij zich te hebben dan wel
b. hout te sprokkelen of gesprokkeld hout bij zich te hebben.
3 Het in dit artikel bepaalde geldt niet:
a. ten aanzien van door of met toestemming van de rechthebbende ter plaatse verkregen dan wel
van elders afkomstige bloemen of planten of hout;
b. indien de in dit artikel bedoelde handelingen worden verricht in het kader van normale
onderhoudswerkzaamheden;
c. voorzover de Natuurbeschermingswet van toepassing is.
4. Het in het tweede lid, aanhef en onder b, bepaalde geldt voorts niet:
a. ten aanzien van hout dat afkomstig is van houtopstanden waarop het in artikel 4.5.2 gestelde
verbod niet van toepassing is;
b. ten aanzien van hout dat moet worden verwijderd krachtens een verordening van het
Bosschap.
5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
6. Onder sprokkelen van hout wordt in dit artikel verstaan: het verzamelen en verwijderen van staand
of losliggend, vermolmd dan wel uitdrogend dood hout.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van
het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming
van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader
aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met
inachtneming van de door hem gestelde regels:
aonbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of
onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve
doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt
voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras,
loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen;
e. afvalstoffen;
f. autowrakken.
2. In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de
Wegenverkeerswet 1994.
3. Het is verboden op een door het college krachtens het eerste lid aangewezen plaats een door hem
aangeduid voorwerp of stof:
a. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben; dan wel
b. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hem
49