4 het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten Artikel 8 1. De rechten, als bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belasting tijdvak aanvangt, zijn de rechten bedoeld in 4.2.1 en 4.3.1 van de tarieventabel verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaan den overblijven. 3Indien de belastingplicht voor de rechten bedoeld in 4.2.1 en 4.3.1 van de tarieventabel in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan 9,00. 4Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Tijdstip van betaling en betaling in termijnen Artikel 9 1. De aanslag moet worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet; 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, ingeval het bedrag van de aanslag of het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen 10.000,- of minder bedraagt, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. 5 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Artikel 11 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de begraafrechten. Citeertitel Artikel 12 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening begraafrechten Leeuwarden 2 004" Inwerkingtreding Artikel 13 1. De "Verordening begraafrechten Leeuwarden 2003", vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2 002, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blij ft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de begraafrechten in die periode plaatsvindt 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2003. voorzitter, griffier.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 430