college dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van het
bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3.
Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan
voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in
paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
1 Alvorens het college een voorstel aan de raad doet met betrekking tot het programma en
het overzicht, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld
hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.
2 Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 30 september. De bevoegde
gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum
schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de
voorgenomen inhoud van het voorstel.
3 De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste
lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar
maakt aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.
4 Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen,
van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van
het college op deze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag
wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan
de raad.
5 Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over het
voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de
vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of
het college tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt
aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover
het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband
aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van
inrichting.
6 De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteld
hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad.
Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen
maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
7 Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad.
Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk
verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn
voor de beoordeling van het verzoek.
8 Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk
door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of
gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer
inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de
bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies
uitgenodigd voor een nader overleg.
In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies
van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het
afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
9 Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na
toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het
college informeert de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag
als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
1 De raad stelt als onderdeel van de gemeentebegroting het bedrag vast dat beschikbaar is
voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Tevens kan van het
bekostigingsplanfond een deel worden afgezonderd voor huisvestingsvoorzieningen als
gevolg van de groepsgrootteverkleining. Het programma en het overzicht worden door de
raad tegelijkertijd met de gemeentebegroting vastgesteld.
2 Indien de gemeentebegroting niet uiterlijk op 31 december wordt vastgesteld van het jaar
waarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan worden het bekostigingsplafond, het
programma en het overzicht, afzonderlijk van de gemeentebegroting, uiterlijk op 31
december vastgesteld.
3 Indien ten tijde van de vaststelling van de gemeentebegroting het bekostigingsplafond, het
programma en het overzicht nog niet kunnen worden vastgesteld, dan vindt de vaststelling
van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht plaats op uiterlijk 31
december van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt.
4 Indien de uiterste datum als genoemd in het tweede en het derde lid voor de vaststelling
van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht wordt overschreden, worden
de aangevraagde en in behandeling genomen voorzieningen geacht voor vergoeding in
aanmerking te zijn gebracht. Voor de hoogte van de vergoeding is dan het gestelde in
artikel 4 in samenhang met bijlage IV bepalend. De uitvoering van de voorziening
geschiedt dan volgens het bepaalde in paragraaf 2.4.
Artikel 12 Inhoud programma
1 De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling
van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover de raad heeft
vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra
en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in
aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past de raad de regels toe met
betrekking tot:
a de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;
b de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;
c de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III.
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt de
raad, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend
voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld
in artikel 11eerste lid, toereikend zijn.
2 Op voorstel van het overleg als bedoeld in artikel 10, kan de raad bij de vaststelling van het
-VI2-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden
aanpassingen VNG (Lbr 02/104) Iedenbrief 16 augustus 2002
-VI1-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden
Paragraaf 2.3
Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
aanpassingen VNG (Lbr 02/104) Iedenbrief 16 augustus 2002