2. Beleidsbegroting 2.2 de paragrafen; Lokale heffingen Tarievenbeleid Het tarievenbeleid voor 2007 ziet er als volgt uit: Kostendekkende tarieven (maximaal 100 bij alle heffingen waar een relatie is tussen het gebruiken van een bepaalde voorziening/dienst en het betalen voor deze voorziening/dienst. Behoudens overschrijding van de wettelijke maximumgrens van 100 kostendekking wordt bij de leges en retributies een inflatiecorrectie toegepast. In geval nog geen sprake is van 100 kostendekkende tarieven worden tarieven alleen met meer dan inflatie verhoogd als daartoe een expliciet besluit is genomen door de raad. In dat geval dient een duidelijk groeipad van het tarief naar 100 kostendekkendheid te worden vastgesteld door de raad. Bij kostendekkende heffingen wordt 1,4 inflatiecorrectie toegepast als het zwaartepunt van de te dekken kosten uit een looncomponent bestaat. Bestaat het zwaartepunt van de te dekken kosten uit een prijscomponent of is sprake van een algemene heffing (OZB bijvoorbeeld) dan wordt een inflatiecorrectie van 2,0 toegepast ten opzichte van het huidige tarief. Indien wettelijk het tarief is gemaximaliseerd, wordt het maximaal mogelijke tarief gehanteerd (paspoortleges en de naheffingsaanslag parkeerbelastingen bijvoorbeeld). Bovenstaande uitgangspunten zijn voor zover van toepassing verwerkt in de programmabegroting 2007. Opgemerkt kan worden dat de toegepaste inflatiecorrecties voor 2007 een combinatie zijn van de verwachte inflatie voor 2007 en correcties op de toegepaste inflatiecorrecties in voorgaande jaren. Als bijvoorbeeld in de begroting van voorgaande jaren van een verwachte inflatie van 3 was uitgegaan, maar in werkelijkheid was de inflatie slechts 2 dan wordt in de begroting van het komende jaar deze 1 (3 -/- 2 weer gecorrigeerd. De wettelijke eis van maximaal 100% kostendekkendheid geldt overigens volgens de meest actuele jurisprudentie niet per individuele dienst maar voor een categorie diensten als geheel. Voorbeelden van kostendekkende dienstverlening zijn: bouwvergunningen, havenvoorzieningen, afvalinzameling, enzovoort. De heffingen die hiervoor opgelegd worden, worden ook wel als retributies aangeduid. Voor een aantal belastingen (bijvoorbeeld OZB en rioolheffing) worden afwijkende uitgangspunten toegepast. Hierna zal afzonderlijk op de belangrijkste belastingen worden ingegaan. In onderstaande tabel is (indicatief) de mate van kostendekkendheid van de belangrijkste kostendekkende tarieven weergegeven: Omschrijving heffing Percentage kostendekkend heid begroting 2007 Afvalstoffenheffing 100 Hondenbelasting 100 Reinigingsrechten 100 Begraafrechten 80 Bruggelden 15 Marktgelden 95 Burgerzaken 50 Bouwleges 95 Rioolheffing 100 Havengelden 85 Onroerende-zaakbelastingen (OZB) De OZB bestaat feitelijk uit drie afzonderlijke belastingen: Een belasting voor de gebruikers (alleen voor niet-woningen); Een belasting voor de eigenaren (voor woningen en niet-woningen). De grondslag voor de heffing is de waarde in het economisch verkeer van de onroerende zaak (woningen en niet-woningen). Op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) wordt 170 2. Beleidsbegroting 2.2 de paragrafen: Lokale heffingen periodiek de waarde van de onroerende zaak vastgesteld door de gemeente. Tot en met 2004 was sprake van een vierjaarlijkse herwaardering. De huidige waarde met als waardepeildatum 1 januari 2003 geldt voor 2005 en 2006. Met ingang van 2007 vindt een jaarlijkse herwaardering plaats. Voor 2007 wordt de gehanteerde waardepeildatum 1 januari 2005. Voor 2008 wordt de waardepeildatum 1 januari 2007. Tot en met 2005 waren er bepaalde verhoudingen tussen de verschillende OZB-tarieven, de zogenaamde tariefdifferentiatie: Tussen de gebruikers en eigenarentarieven zat een verhouding 1 1,25; Tussen de tarieven woningen en niet-woningen zat een verhouding 11,86. Met ingang van 2006 is de Gemeentewet echter aangepast en zijn bovenstaande tariefdifferentiaties komen te vervallen. In plaats daarvan zijn de tarieven aan een tweetal maxima gebonden: 1Maximumtarieven; 2. Maximum stijgingspercentage. Vooral het afschaffen van de tariefdifferentiatie woningen/niet-woningen kan op termijn vrij vergaande gevolgen hebben. Momenteel is in de OZB het tarief voor de niet-woningen een factor 1,86 hoger dan dat van de woningen. Deze 1,86 wordt ook wel aangeduid als het zogenaamde tijdvakpercentage. De mogelijkheid tot tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen is destijds door de wetgever bij de OZB ingevoerd om eventuele verschillen in waardeontwikkeling tussen woningen en niet-woningen te compenseren. De afgelopen jaren stegen de woningen relatief veel meer in waarde dan de niet- woningen. De OZB-opbrengst is het product van WOZ-waarde maal tarief. Bij een gelijkblijvende OZB- opbrengst zouden, zonder tariefdifferentiatie, de woningen bij elke herwaardering veel meer belasting zijn gaan betalen dan de niet-woningen. Hierbij is het voordeel van de niet-woningen het nadeel van de woningen. Met behulp van tariefdifferentiatie kan het verschil in waardeontwikkeling bij elke herwaardering gecompenseerd worden. Nu de tariefdifferentiatie is komen te vervallen, zijn de tarieven bevroren op de bestaande verhouding in 2006. Bij toekomstige verschillen in waardeontwikkeling tussen woningen en niet-woningen zullen er verschuivingen in belastingdruk tussen woningen en niet-woningen gaan ontstaan. In 2007 is dat effect al zichtbaar. De gemiddelde waardestijging bij de woningen is circa 13%, bij de niet-woningen is dit slechts 4%. Als gevolg hiervan gaan de woningen in 2007 relatief meer OZB betalen dan de niet-woningen. In onderstaande tabel is het procentuele aandeel van de woningen en niet-woningen in de totale opbrengst OZB over de afgelopen jaren weergegeven. De stijging van het aandeel van de niet- woningen in 2006 wordt veroorzaakt door het afschaffen van het gebruikersdeel van de OZB- woningen in dat jaar. 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Woningen 55% 55% 55% 55% 55% 42% 43% Niet-woningen Totaal 45% 100% 45% 100% 45% 100% 45% 100% 45% 100% 58% 100% 57% 100% In onderstaande tabel is voor een aantal jaren aangegeven wat het stijgingspercentage van de tarieven OZB is ten opzichte van het voorafgaande jaar: Omschrijving 2004 2005 2006 2007 %-stijging t.o.v. voorgaand jaar 5,5% 0,8% 1,5% -/- 31,4% De daling in 2007 wordt veroorzaakt door de invoer van een afzonderlijke rioolheffing met ingang van 2007. Los daarvan zou er sprake zijn van een stijging van de tarieven OZB met 2,0% (inflatiecorrectie).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2006 | | pagina 137