2. Beleidsbegroting 2.2 de paragrafen: Lokaie heffingen 1Bij de evaluatie van het afvalbeleid aan een aantal zaken met een relatie naar de hoogte van de reinigingsheffingen expliciet aandacht te geven. Hierbij ging het bijvoorbeeld om de contractrelatie met Omrin (motie VVD). 2. Met een notitie te komen naar vergaandere vormen van tariefdifferentiatie dan het huidige onderscheid naar een- en meerpersoonshuishoudens (motie FNP). De voorgestelde stijging van de reinigingsheffingen met 0,0% kan als volgt worden verklaard: a. Bijdrage voorziening egalisatie reinigingsheffingen -/- 0,4% b. Inflatiecorrectie 2,0% c. Toename kwijtschelding 0,8% d. Daling kosten inzameling en verwerking huishoudelijk afval -/- 2,2% e. Diversen -/- 0,2% Totaal-generaal 0,0% Uitgangspunt voor de vaststelling van de tarieven van de reinigingsheffingen is dat deze de kosten voor 100% moeten dekken. De afgelopen jaren is het kostenniveau steeds kritisch bewaakt. Dit jaar zijn de kosten voor de reinigingsheffingen voor het eerst gedaald. Dit heeft een verlagend effect van ca. 2,2% op de tarieven. De kostendaling wordt onder andere veroorzaakt door lagere tarieven voor de verwerking van afval en de gewijzigde inzamelsystematiek bij de inzameling van oud papier. In reële zin dalen de tarieven dus, omdat de stijging lager is dan de geraamde inflatie van 2,0%. Verder vindt ook dit jaar weer een onttrekking plaats uit de 'Voorziening egalisatie reinigingsheffingen'. Uit de voorziening wordt een bedrag onttrokken van 0,1 min. De vermoedelijke eindstand van de voorziening bedraagt eind 2007 dan 0,4 min. Rioolheffing De gemeente heeft de mogelijkheid om de kosten van de riolering om te slaan over de gebruikers van de gemeentelijke riolering. Deze heffing mag maximaal 100% kostendekkend zijn. Tot en met 1999 is in Leeuwarden een afzonderlijke rioolheffing geheven. Met ingang van 2000 is de rioolheffing geïntegreerd in de OZB. Leeuwarden vormde daarmee overigens een uitzondering; slechts een 15-tal gemeenten in Nederland kent geen afzonderlijke rioolheffing. Vanwege de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB-woningen is de gemeente echter genoodzaakt opnieuw een rioolheffing in te voeren. Dit, omdat het Rijk bij de compensatie van wegvallende opbrengsten van het gebruikersdeel van de OZB-woningen ervan uitgaat dat de gemeente een kostendekkende rioolheffing heeft. In 2006 heeft de raad besloten om met ingang van 2007 weer een afzonderlijke rioolheffing in te voeren. Over de precieze vorm waarin de rioolheffing ingevoerd zal worden, vindt in de raad van oktober besluitvorming plaats. De voorkeur van het college ging aanvankelijk uit naar een rioolheffing met als heffingsgrondslag de WOZ-waarde en een tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Door deze wijze van heffing leidt de invoering van een rioolheffing nauwelijks tot verschuiving van belastingdruk ten opzichte van de situatie zonder aparte rioolheffing. Alhoewel deze wijze van heffing inmiddels bij een aantal grotere gemeenten is ingevoerd, is deze heffingswijze niet zonder risico. Door de raad een extern adviseur zijn daar tijdens de behandeling van het voorstel invoering rioolheffing eind vorig jaar ook al kanttekeningen bij geplaatst. Mede op uw verzoek is daarom opnieuw een extern advies gevraagd. Dit advies bevestigt de juridische risico's die ook vorig jaar al geconstateerd waren bij de voorkeursvariant van het college. In samenspraak met de externe adviseur is een alternatieve heffingsvariant opgesteld. Hierbij word het eigenarendeel van de rioolheffing naar de WOZ-waarde geheven, zonder tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Daarnaast wordt een gebruikersdeel voorgesteld waarbij de woningen worden aangeslagen naar een- en meerpersoonshuishoudens en de niet-woningen naar rato van waterverbruik. Met een dergelijke heffingswijze kan met minder juridische risico's dan de oorspronkelijk voorgestelde heffingswijze toch voorkomen worden dat een ongewenste verschuiving van belastingdruk tussen woningen en niet- woningen ontstaat. September 2006 zal het college een definitief standpunt hierover innemen. Het bijbehorende voorstel zal in de raad van oktober voor de besluitvorming aan de raad worden voorgelegd. Het in 2004 geactualiseerde gemeentelijk rioleringsplan (GRP) liet zien dat de bestaande opbrengst rioolheffing niet toereikend was om de kosten van de riolering volledig te dekken. Om tot 174 2. Beleidsbegroting 2.2 de paragrafen: Lokaie heffingen kostendekkende tarieven te komen is daarom in de programmabegroting 2005 onderstaand tarievenschema door de raad vastgesteld. 2005 2006 2007 2008 2009 e.v. Extra verhoging 8,0% 2,3% 2,3% 2,3% - Inflatiecorrectie 0,0% 1,5% 2,0% Pm Pm Totaal 8,0% 3,8% 4,3% 2,3% Pm Tabel: tariefaanpassingen rioolheffing De bijbehorende tarieven rioolheffing 2007 zullen in het voorstel invoering rioolheffing opgenomen worden. Zoals eerder gezegd zal dit voorstel aan de raad worden voorgelegd voor de raadvergadering van oktober. Hondenbelasting De hondenbelasting wordt vanuit de belastingtheorie veelal als algemene belasting beschouwd met als primair doel het genereren van inkomsten. In Leeuwarden wordt de hondenbelasting deels als bestemmingsheffing behandeld, waarbij de hondenbelasting dient ter dekking van de kosten voor hondenvoorzieningen. Omdat de opbrengsten van 378.000 de kosten met ca. 150.000 overstijgen, wordt dit bedrag als algemeen dekkingsmiddel ingezet.. Tariefverlaging ligt daarom niet in de rede. Daarnaast is de verwachting dat de komende jaren de kosten van de hondenvoorzieningen zullen toenemen. Voorgesteld wordt daarom de tarieven hondenbelasting 2007 te handhaven op het huidige niveau. Behalve voor het dekken van de kosten van de hondenvoorzieningen wordt de hondenbelasting gebruikt als instrument om het aantal honden te reguleren. Om die reden is sprake van een progressief tarief. De volgende progressie wordt gehanteerd: tweede hond, 1,5 maal het tarief van de eerste hond; iedere volgende hond, 2 maal het tarief van de eerste hond; voor kennels geldt 3 maal het tarief van de eerste hond. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de tarieven over de afgelopen jaren aangegeven Omschrijving 2003 2004 2005 2006 2007 Stijging 2007 t.o.v 2006 Eerste hond 75,69 75,69 75,69 75,69 75,69 0% Tweede hond 113,54 113,54 113,54 113,54 113,54 0% Iedere volgende hond 151,38 151,38 151,38 151,38 151,38 0% Kennel 227,07 227,07 227,07 227,07 227,07 0% Baatbelasting Baatbelasting geeft de gemeente de mogelijkheid de kosten van bepaalde voorzieningen in de openbare ruimte ten laste van degene te brengen die in het bijzonder van deze voorzieningen profiteren. In Leeuwarden wordt baatbelasting alleen geheven bij het project Binnenstad-Nieuwestad. Hierbij is de baatbelasting voor de fasen 1A, 1B en 2 in 2001 opgelegd. Deze belastingaanslagen hebben tot een groot aantal bezwaar- en beroepsprocedures geleid. Tot dusverre is de gemeente in vrijwel alle gevallen in het gelijk gesteld. Door de hoogste instantie in fiscale procedures, de Hoge Raad, zijn tot dusverre twee uitspraken gedaan. In het ene geval werd de gemeente in het ongelijk gesteld, in het andere geval werd de gemeente in het gelijk gesteld. Op dit moment loopt nog een 6-tal procedures. Gelet op recente gerechtelijke uitspraken rond de baatbelastingen elders in het land is het echter zeer twijfelachtig of de baatbelasting Binnenstad-Nieuwestad juridisch houdbaar blijft. Het is echter niet vanzelfsprekend dat uit een aantal verloren zaken de (politieke) conclusie getrokken zou moeten worden om tot algehele terugbetaling van de baatbelasting Binnenstad-Nieuwestad over te gaan. Voor het geval die conclusie wel getrokken zou worden, is bij de vaststelling van de jaarrekening 2004 een bestemmingsreserve van 1,4 min. gevormd. Overigens zijn de aanslagen voor de baatbelasting fase 3 (Voorstreek, Over de Kelders, enzovoort) nog niet opgelegd. De verordening voor fase 3 is december 2003 al door de raad vastgesteld. 175

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2006 | | pagina 139