3. Financiële begroting
3.2 Uiteenzetting financiële positie; Ontwikkeling financiële positie
De ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën onderkennen dat gemeenten in de afgelopen
jaren extra uitgaven hebben verrichten en hebben besloten voor de jaren 2007 t/m 2009 22018 min
toe te voegen aan het gemeentefonds. Voor 2010 staat een PM genoteerd, zodat het volgende
kabinet op basis van onderzoek tot definitieve besluitvorming kan overgaan. Bij deze definitieve
besluitvorming worden tevens de financiële consequenties van de totstandkoming van de
veiligheidsregio's meegenomen voor het gemeentefonds. Op dit moment resulteert de storting van
220 min voor onze gemeente in een toevoeging aan de algemene uitkering van ongeveer 1,6 min
per jaar (van 2007 t/m 2009).
Uitzettingen en inkrimpingen diensten
Op de lijst van uitzettingen en inkrimpingen komen mutaties in de financiële positie voor welke
onvermijdelijk/onontkoombaar van aard zijn. Voor een toelichting op de diverse posten, wordt
verwezen naar bijlage A. Aandachtspunten hierbij zijn:
Verlagen bijstandsuitgaven en uitvoeringsorganisatie Sociale Zaken.
Een van de belangrijkste opgaven voor de komende jaren is het verlagen van de bijstandsuitgaven
zodat deze binnen het rijksbudget (inkomensdeel WWB) blijven. Het collegeprogramma zet daarom in
op een forse daling van het aantal uitkeringsgerechtigden. Dit betekent dat onder normale
omstandigheden ook de uitvoeringskosten meedalen met de omvang van het aantal
uitkeringsgerechtigden. Op de lijst met structurele uitzettingen en inkrimpingen is de daling van de
uitvoeringskosten terug te vinden (bijlage A). Er wordt voor deze beleidsplanperiode op grond van de
nu veronderstelde daling van het aantal uitkeringsgerechtigden een inkrimping van iets meer dan
400.000,= geraamd.
Het realiseren van de extra daling van het aantal uitkeringsgerechtigden vereist een grote inspanning
van de uitvoeringsorganisatie. De noodzakelijke maatregelen zijn divers: experimenteel, incidenteel,
en structureel. Speerpunten zijn: kracht aan de poort om instroom van uitkeringsgerechtigden te
voorkomen, inzet op uitstroom met extra aandacht voor de werkgeversbenadering om werk te
organiseren en voortdurende inzet op handhaving. Hiervoor is het nodig te investeren in coaching en
opleiding van medewerkers om te zorgen dat de organisatie de uitdaging aankan.
Om dit aan te jagen vindt het college het noodzakelijk om in 2007 eenmalig 800.000 (zie tabel 9
ontwikkeling algemene reserve nr 13: vernieuwingsbudget reductie WWB-bestand) uit te trekken.
Deze financiële ruimte is onmisbaar om te experimenteren, de uitvoeringsorganisatie te vernieuwen
en frictiekosten in verband met de taakstelling op de uitvoeringskosten gedurende een aantal jaren op
te vangen. De motivering voor het totale bedrag van 800.000,- is:
De noodzaak om voor de structurele taakstelling op de formatie van 400.000 eenzelfde bedrag
incidenteel als opvang (frictie) op te nemen. Plus:
Een bedrag van 400.000 zodat de organisatie kan experimenteren en maatregelen kan nemen
om de uitvoeringsorganisatie te vernieuwen met als hoofddoel het benodigde budget voor de
bijstandsuitgaven binnen het rijksbudget te brengen.
In het collegeprogramma is in 2008, als voorbereiding op de begroting 2009, een ijkmoment gepland
voor de inkomsten- en uitvoeringskant van de WWB. Dat is het moment om te bepalen of de
uitvoeringsorganisatie blijvend moet worden aangepast om de bijstandsuitgaven binnen het kader van
het rijksbudget te houden, en tevens de vraag te beantwoorden hoe de kostenstructuur van de
uitvoeringsorganisatie er dan uit moet zien.
Incidentele meevaller OZB-opbrengst 750.000 in 2006.
Net als in 2005 wordt ook voor 2006 een hogere OZB-opbrengst verwacht; de afwijking ten opzichte
van de raming zal naar verwachting 750.000 voordelig bedragen. Dit is ongeveer 4% van de
geraamde OZB-opbrengst. De achtergrond van deze afwijking is terug te voeren op het
onvermijdelijke feit dat bij het vaststellen van de OZB-tarieven gebruik gemaakt moet worden van
schattingen van (ontwikkelingen in) het totaal aan WOZ-waarden. Er treden dan per definitie
afwijkingen op tussen geraamde en gerealiseerde opbrengsten. Bovendien is er soms sprake van een
cumulatie van schattingen (een geschatte groei van een deels geschat basisgegeven) waardoor de
kans op afwijkingen nog groter wordt. Uiteraard wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke kwaliteit
18 Voor de verdeling van de toevoeging van 220 min voor het jaar 2007 worden de bestaande verdeelmaatstaven gehanteerd.
In 2008 en 2009 worden deze middelen verdeeld op basis van de nieuwe verdeling voortvloeiend uit het onderzoek naar de
uitgavenstijging binnen het cluster OOV. In de meicirculaire 2007 volgt derhalve de definitieve verdeling voor 2008 en 2009.
224
3. Financiëie begroting
3.2 Uiteenzetting financiëie positie: Ontwikkeling financiëie positie
van de schattingen waarmee gewerkt moet worden, maar verschil tussen raming en realisatie is
onvermijdelijk. Dit wordt ook bevestigd door de jaarrekeningen van een aantal gemeenten: een
afwijking van circa 2% van de geraamde opbrengst is niet ongewoon. De hogere opbrengst waarmee
nu rekening gehouden moet worden bestaat uit twee componenten:
a. eind 2005 is bij het opstellen van de jaarrekening zoals altijd een schatting gemaakt van het
bedrag dat nog aan OZB-aanslagen opgelegd kon worden over 2005. Nu blijkt dat over 2005 nog
450.000 meer aan aanslagen kan worden opgelegd dan bij het opstellen van de jaarrekening
2005 is ingeschat.
b. de WOZ-waardes per 1-1-2006 blijken circa 3% hoger te liggen dan waarmee bij de tariefstelling
2006 van uitgegaan is. Dit genereert naar verwachting een extra opbrengst van 300.000.
De redenen waarom de WOZ-waarde zowel per 1 januari 2005 als per 1 januari 2006 hoger is dan
ingeschat bij de begroting zijn divers:
Grotere volumes en meer dan gemiddelde WOZ-waardes van nieuwbouw en in aanbouw zijnde
objecten dan geraamd. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met een jaarlijkse groei
van het aantal woningen tegen een gemiddelde WOZ-waarde. In de realiteit wijkt het
productietempo af van het geraamde tempo. Een verschuiving tussen jaarschijven is het gevolg
en dientengevolge afwijkingen van geraamde opbrengsten.
Aanmerkelijk minder waardeverlies als gevolg van bezwaar- en beroepsprocedures dan was
ingeschat (ook landelijk gezien!). Met deze positieve ontwikkeling is onvoldoende rekening
gehouden; voorzichtigheidshalve is uitgegaan van een, naar nu blijkt, te hoog waardeverlies.
Minder vrijstellingen en meer WOZ-objecten als gevolg van bestandsoptimalisaties. Er is een
controle geweest op de juistheid van de verleende vrijstellingen van de OZB. Hierdoor is het
aantal vrijstelling aanzienlijk verminderd waardoor extra aanslagen, over meerdere jaren opgelegd
konden worden. Tevens is op basis van nader onderzoek een aantal nieuwe WOZ-objecten
ingevoerd.
Te voorzichtige inschatting van de waarden eind 2004 voor die onderdelen waarvan op dat
moment de herwaardering nog niet volledig van afgerond was.
Er zal daarom nogmaals kritisch gekeken worden naar de uitgangspunten van de tariefberekening
OZB en of deze niet te voorzichtig zijn. Daarnaast komt het college bij de jaarrekening 2006 met een
uitgebreidere analyse komen van de oorzaken van het dan (eventueel) gerealiseerde overschot op de
opbrengst OZB; op dit moment is immers nog steeds sprake van een verwacht voordeel. Op basis van
o.a. die analyse zal dan door ons afgewogen worden wat met de als dan gerealiseerde extra OZB-
opbrengst gedaan moet worden. In afwachting hiervan wordt het verwachte voordeel van 750.000
op voorhand gereserveerd binnen de algemene reserve (zie tabel 9).
Onderuitputting op kapitaallasten.
In de begroting is een structurele stelpost geraamd in verband met te realiseren onderuitputting op
kapitaallasten van ca 1,0 min. Deze stelpost heeft betrekking op alle gemeentelijke diensten. Voor
2007 wordt deze stelpost door onderuitputting bij de diensten gerealiseerd. Daarnaast valt nu
incidenteel een bedrag van 1,0 min. in 2006 vrij op kapitaallasten onderwijshuisvesting doordat
investeringen later worden uitgevoerd dan oorspronkelijk gepland. Het betreft met name investeringen
in Piter Jelles en Comenius. Door nu deze onderuitputting vrij te laten vallen, wordt een eventueel
rekeningsoverschot op kapitaalasten beperkt.
225