Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
Artikel 7 Vormen van hulp bij het huishouden.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het
voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
a. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;
b. hulp bij het huishouden in natura;
c. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.
Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.
1Een persoon als bedoeld in artikel 1eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan
voor de in artikel 7 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien
a. geïndiceerde beperkingen op grond van ziekte of gebrek of;
b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene
hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan
voor de in artikel 7 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als
ade in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of;
b. niet beschikbaar is.
Artikel 9 Gebruikelijke zorg.
In afwijking van het gestelde in artikel 8 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als
tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die
wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 10. Omvang van de hulp bij het huishouden.
De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen,
waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
0 tot en met 1,9 uur per week;
2 tot en met 3,9 uur per week;
4 tot en met 6,9 uur per week;
7 tot en met 9,9 uur per week;
10 tot en met 12,9 uur per week;
13 tot en met 15,9 uur per week.
Artikel 11 Omvang van het persoonsgebonden budget.
De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt,
worden door het college vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente
Leeuwarden.
Pagina 6 van 15
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 12 Vormen van woonvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te
verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
a. een algemene woonvoorziening;
b. een woonvoorziening in natura;
c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
d. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele
woonvoorzieningen.
1Een persoon als bedoeld in artikel 1eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet
kan voor de in artikel 12, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden
gebracht indien geïndiceerde beperkingen op grond van ziekte of gebrek een
aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit
snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in artikel 1eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet
kan voor de in artikel 12, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking
worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of
niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 12 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;
b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;
d. een uitraasruimte.
Artikel 15 Uitraasruimte.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan
voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder d. in aanmerking worden gebracht
wanneer sprake is van een op basis van geïndiceerde beperkingen op grond van ziekte of
gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het
zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 16 Primaat van de losse woonunit.
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke
verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de
aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van
aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke
woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen
bezwaren van overwegende aard bestaan.
Pagina 7 van 15
DMS303AAA80.doc
DMS303AAA80.doc