In lid 3 is neergelegd de algemene eis dat er een program van eisen wordt vastgesteld, waarin
wordt aangegeven aan welke eisen de met het persoonsgebonden budget te verwerven
voorziening moet voldoen. Het program van eisen is dus een belangrijk document; als niet aan
het program van eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het
toegekende budget.
Lid 4 van artikel 5 regelt tenslotte de feitelijke betaling van het persoonsgebonden budget.
Over de wijze waarop de betaling plaatsvindt kunnen door het college nadere regels worden
gesteld. Gedacht kan worden aan betaling in termijnen, bijvoorbeeld bij hulp bij de
huishouding of in situaties waarin er twijfels zijn over het budgetbeheer. Zo kunnen financiële
risico's voor de gemeente worden beperkt en worden aanvragers minder snel geconfronteerd
met hoge terugvorderingsbedragen.
Lid 5.
Het college is zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige besteding van gelden
op grond van de wet en heeft ook zelf de bevoegdheid om vast te stellen in hoeverre er wordt
gecontroleerd of aanvragers hun persoonsgebonden budget besteden conform de
toekenningsvoorwaarden.
In dit lid is een volledige informatieplicht opgenomen. Het is vervolgens aan het college om
in de beleidsregels te bepalen hoe die controle plaatsvindt en daarbij de afweging te maken
tussen volledige controle en steekproefsgewijze controle. Afhankelijk van de vraag waarvoor
het persoonsgebonden budget is bedoeld en de wijze waarop de noodzakelijke voorziening is
verkregen, worden bewijsstukken opgevraagd bij de budgethouder. De onder a. bedoelde
factuur is nodig in situaties waarin voorzieningen zijn aangeschaft bij een leverancier,
bijvoorbeeld een rolstoel of een scootermobiel. Onder b. is een betalingsbewijs genoemd, dat
kan van belang zijn in situaties waarin er geen nota is, bijvoorbeeld bij een tweedehands
aankoop bij een particulier of uitbetaling aan een dienstverlener, bijvoorbeeld iemand die hulp
bij het huishouden heeft verleend. Onder c. is genoemd een salarisadministratie; die kan
noodzakelijk zijn in situaties waarin men iemand in dienst heeft genomen voor het verrichten
van hulp bij het huishouden.
Mocht uit controle blijken dat er aanleiding is het toegekende persoonsgebonden budget van
de budgethouder terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 genoemde procedure te
worden gevolgd.
Artikel 6Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of
een persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. Artikel 19 van de wet biedt de
mogelijkheid de hoogte van financiële tegemoetkomingen af te stemmen op het inkomen van
degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend: het zogeheten eigen aandeel.
In dit artikel stelt de raad vast van deze mogelijkheid gebruik te maken, zoals opgedragen in
artikel 15 lid 1 van de wet. Bovendien wordt bepaald dat de wijze waarop dit wordt
uitgevoerd door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt vastgelegd.
De raad heeft hierbij ingevolge de Algemene Maatregel van Bestuur de mogelijkheid binnen
de grenzen die de Algemene Maatregel van Bestuur stelt de verschillende bedragen vast te
stellen. Deze bedragen kunnen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente
Leeuwarden worden opgenomen.
Pagina 12 van 27
DMS3454AF00.doc
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.
Artikel 7. Vormen van hulp bij het huishouden.
In artikel 4 lid 1 van de wet wordt het college opgedragen om voorzieningen aan te bieden ter
ondersteuning van het voeren van een huishouden. In deze verordening wordt dit onderdeel
opgesplitst in twee onderdelen. In hoofdstuk 3 van deze verordening gaat het om de
voorziening "hulp bij het huishouden", in hoofdstuk 4 om "woonvoorzieningen" Bij het
interpreteren van het begrip "voeren van een huishouden" is er van uitgegaan dat een persoon
pas behoefte kan hebben aan hulp bij het huishouden indien dat huishouden in een voor hem
geschikte woning is gesitueerd. Vandaar dat de onder de Wvg bestaande woonvoorzieningen
onder dit begrip zijn gebracht.
Onder de AWBZ werd gesproken van de functie huishoudelijke verzorging. Om aan te geven
dat onder de Wmo sprake is van een eigen begrip wordt in deze verordening het begrip 'hulp
bij het huishouden' geïntroduceerd.
Hulp bij het huishouden kan in drie vormen als voorziening worden aangeboden. Onder a.
wordt genoemd de algemene voorziening; een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing
zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en aanvrager. Gedacht moet worden
aan vormen van direct beschikbare hulp bij het huishouden vanuit bijvoorbeeld een
wijksteunpunt, met name voor eenvoudige werkzaamheden, al dan niet op basis van een
kortdurende hulpbehoefte. Het is aan een gemeente om te bezien of zij deze vorm van hulp bij
het huishouden in hun verstrekkingenpakket wil opnemen.
Onder b. wordt genoemd de hulp bij het huishouden in natura. Ook hier gaat het om een vorm
van persoonlijke dienstverlening, net als bij de onder a. genoemde vorm. Het verschil zit
echter in de toekenningsprocedure, die meer op de persoon is afgestemd, en in de regel meer
geschikt zal zijn voor de wat grotere en langduriger behoefte aan hulp.
Onder c. is genoemd het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden. Met
dit pgb moet de aanvrager zelfhulp inhuren.
Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.
1.
In artikel 8 lid 1 wordt geregeld onder welke basisvoorwaarden men gebruik kan maken van
een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden, indien deze in de gemeente
voorhanden is. In aanmerking komen in eerste instantie personen met een geïndiceerde
beperking ten gevolge van ziekte of gebrek. Verder komen in aanmerking mantelzorgers in
het kader van de zogenaamde respijtzorg. Het is daarbij niet de bedoeling van de wetgever
dat het huishouden van de mantelzorger wordt overgenomen, maar overname van het
huishouden van degene die de mantelzorg ontvangt is wel degelijk mogelijk.
Algemeen aangeboden hulp bij het huishouden is in de vorm van een primaat in deze
verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of deze vorm van
hulp bij het huishouden het probleem op adequate wijze kan oplossen.
2.
Als de in het vorige lid genoemde algemene voorziening onvoldoende adequaat is of niet
aanwezig is, komt de individuele voorziening voor hulp bij het huishouden aan de orde. Lid 2
moet dus in samenhang met lid 1 worden gelezen. De individuele voorziening kan bestaan uit
een voorziening in natura of uit een persoongebonden budget.
Pagina 13 van 27
DMS3454AF00.doc