college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager
in de gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.
Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart,
besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
4 Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een
voorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd
op het aantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober
van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan zendt de aanvrager onverwijld
aan het college een afschrift van de opgave als bedoeld in artikel 5, vierde lid onder 1°.
Indien het afschrift niet binnen een week na het tijdstip van de wettelijke teldatum is
ontvangen, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de
aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift van de opgave alsnog binnen drie dagen
na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen. Indien het afschrift van de
opgave niet binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, besluit het college
de aanvraag niet te behandelen.
5 Een besluit om ingevolge het derde lid de aanvraag niet te behandelen wordt aan de
aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de daarin genoemde
termijn. Een besluit om ingevolge het vierde lid de aanvraag niet te behandelen wordt
binnen vier weken na het nemen van de daarin genoemde beslissing bekendgemaakt aan de
aanvrager.
B. In artikel 7, tweede lid, tweede volzin onder e., wordt ''de raad' vervangen door: het
college.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
1 Alvorens het college een voorstel aan de raad doet met betrekking tot het programma en
het overzicht, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld
hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.
2 Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 30 september. De bevoegde
gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum
schriftelijk daarvan in kermis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de
voorgenomen inhoud van het voorstel.
3 De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste
lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar
maakt aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.
4 Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen,
van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van
het college op deze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag
wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan
de raad.
5 Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over het
voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de
vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of
het college tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt
aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover
het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband
aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van
inrichting.
6 De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid
gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de
Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte
zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
7 Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad.
Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk
verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn
voor de beoordeling van het verzoek.
8 Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig
mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel
of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer
inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de
bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies
uitgenodigd voor een nader overleg.
In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies
van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het
afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
9 Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na
toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het
college informeert de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag
als bedoeld in het vierde lid.
C. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
Alvorens het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde
gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de
voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen;
b. Het vierde lid komt als volgt te luiden:
Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte
zienswijzen, van de tijdig ingediende schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en
van de reactie van het college op deze zienswijzen, wordt door het college een
verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen;
c. Het negende lid komt als volgt te luiden:
Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na
toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen.
Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als
bedoeld in het vierde lid.
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
1 De raad stelt als onderdeel van de gemeentebegroting het bedrag vast dat beschikbaar
is voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Tevens kan van het
bekostigingsplanfond een deel worden afgezonderd voor huisvestingsvoorzieningen als
gevolg van de groepsgrootteverkleining. Het programma en het overzicht worden door de