d. een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot worden
gezet, inclusief een tekening waarop de plaats van het (de) depot (s) is (zijn) aangegeven evenals de
beschermende voorzieningen;
e. de wijze waarop na uitvoering de eindbemonstering zal plaatsvinden;
f. een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de grond- en/of grondwatersanering wordt
gecontroleerd en daarover wordt gerapporteerd met daarin tenminste:
een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding plaatsvindt;
een overzicht van de tussentijds beoogde effecten en de bijbehorende tijdstippen waarop zal
worden onderzocht of de effecten van de getroffen saneringsmaatregelen overeenstemmen met
de tussentijds beoogde effecten.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden
in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:
abij de indiening van het saneringsplan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;
b. daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken en
c. die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en wethouders niet noodzakelijk zijn voor de
beoordeling van het saneringsplan.
Artikel 3.2 Kennisgevingen bij sanering
1. Degene die feitelijk leiding geeft aan de uitvoering van de sanering op basis van een saneringsplan waarmee
door Burgemeester en wethouders is ingestemd doet uiterlijk twee weken voor de feitelijke aanvang daarvan
schriftelijk melding bij hen alsmede bij belanghebbenden die van het besluit tot instemming met het
saneringsplan een afschrift hebben gekregen. Voor deze melding wordt een door Burgemeester en
wethouders daartoe vastgesteld meldingsformulier gebruikt.
2. Indien de sanering niet zal worden gestart op de overeenkomstig de in het eerste lid gemelde
aanvangsdatum meldt degene zoals in dat lid bedoeld dit zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vóór die
oorspronkelijke aanvangsdatum op dezelfde wijze als omschreven in het eerste lid onder opgave van de
nieuwe aanvangsdatum.
3. Indien bij de sanering verontreinigde grond wordt ontgraven meldt degene zoals bedoeld in het eerste lid het
bereiken van de einddiepte bij Burgemeester en wethouders voordat tot aanvulling van de ontgraving wordt
overgegaan door middel van een daartoe door hen vastgesteld meldingsformulier. Daarbij worden
kwaliteitsgegevens van de aanvulgrond overgelegd.
4. Uiterlijk twee werkdagen na de beëindiging van de grondsanering respectievelijk de grondwatersanering
deelt degene zoals bedoeld in het eerste lid dat schriftelijk mee aan Burgemeester en wethouders.
5. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon niet degene is die het saneringsplan heeft ingediend, gelden de
in dit artikel genoemde verplichtingen tot het doen van meldingen of mededeling niet indien degene die het
saneringsplan heeft ingediend die meldingen of mededeling overeenkomstig dit artikel heeft gedaan.
Artikel 3.3 Gegevens melding wijziging
Bij een melding inzake de wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet
bodembescherming dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:
a. alle gegevens die afwijken van het saneringsplan, waarmee Burgemeester en wethouders op grond
van artikel 39, tweede lid van de Wet bodembescherming hebben ingestemd;
b. de inhoud van de wijziging;
c. de reden van de wijziging;
d. de gevolgen van de wijziging voor de oorspronkelijke beoogde saneringsdoelstelling en de ter
uitvoering daarvan te treffen saneringsmaatregelen.
4
Hoofdstuk 4 Evaluatieverslag
Artikel 4.1 Einde sanering
Het verslag van (een fase van) de sanering, zoals bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming wordt
door de melder zo spoedig mogelijk doch uiterlijk dertien weken na de uitvoering daarvan bij Burgemeester en
wethouders ingediend.
Artikel 4.2 Inhoud evaluatieverslag
1. Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming daaraan
worden gesteld, bevat het verslag ten minste:
a. het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich
bevindt;
b. een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie, bodemopbouw en geohydrologie voor de
aanvang van de sanering;
c. het behaalde saneringsresultaat voor grond en grondwater in relatie tot de saneringsdoelstelling uit het
goedgekeurde saneringsplan;
d. gegevens over het verloop van de sanering en de data van uitvoering;
e. een overzicht van de data waarop de voor de sanering noodzakelijke vergunningen en meldingen zijn
aangevraagd of gedaan en verleend of geaccepteerd;
f. een opgave van het bij sanering vrijgekomen bodemvreemd materiaal en de bestemming daarvan,
alsmede de verstrekte afvalstroomnummers voor zover die verplicht zijn;
g. een overzicht van de ingevolge artikel 39, vierde lid Wet bodembescherming gemelde en goedgekeurde
wijzigingen;
h. een ontgravingskaart en een grondwaterontrekkingskaart met de daadwerkelijke
ontgraving/ onttrekking;
i. de totale oppervlakte (m2)en omvang (m3) van de gesaneerde grond boven de interventiewaarde;
j. de totale omvang (m3) van gesaneerd grondwater boven de inteventiewaarde;
k. een bespreking van de analyseresultaten van de eind-/controlegrondmonsters, depotmonsters, in-
/effluentmonsters en monsters uit waamemingsfilters;
1. een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten, onderbouwd met bewijsstukken voor
zover dat naar het oordeel van Burgemeester en wethouders nodig is;
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming kan het vermelden
in het verslag van de gegevens zoals in het vorige lid bedoeld achterwege blijven indien:
abij de indiening van het verslag wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;
b. daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken en
c. die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en wethouders niet noodzakelijk zijn voor de
beoordeling van het verslag.
Hoofdstuk 5 Nazorgplan
Artikel 5.1 Inhoud nazorgplan
1. Onverminderd de eisen, die op grond van artikel 39d van de Wet bodembescherming daaraan worden gesteld,
bevat het nazorgplan ten minste:
a. het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich
bevindt;
b. de ontgravingskaart met noordpijl waarop zijn aangegeven:
de ontgravingsgebieden (diepte) met de contouren in het horizontale vlak en doorsnedes;
de ontgravingsvoorzieningen; en
de ligging van de tijdelijke voorzieningen;
c. een grondkaart waarop zijn aangegeven:
de aard en omvang van de restverontreiniging;
de aard en omvang van de gebruiksbeperkingen;