ALGEMENE TOELICHTING BIJ GEMEENTELIJKE BODEMSANERINGSVERORDENING 2006 Algemeen Ingevolge het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming van 12 december 2000 (Stb. 2000, 591) is de gemeente Leeuwarden vanaf 1 januari 2003 bevoegd gezag Wet bodembescherming (hierna: Wbb). Bij of krachtens de Wbb zijn regels gesteld die bepalen of, hoe en wanneer sanering van een aangetroffen bodemverontreiniging noodzakelijk. Tevens wordt geregeld welke maatregelen voorafgaand aan, tijdens of na de sanering nodig zijn. De Wbb biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan gegevens die in een saneringsplan, een evaluatieverslag en een nazorgplan moeten worden opgenomen. Van die mogelijkheid wordt met deze verordening gebruik gemaakt. Daarmee is het niet alleen voor Burgemeester en wethouders goed mogelijk om een saneringsplan, een evaluatieverslag en een nazorgplan goed te kunnen beoordelen, maar weet een melder bovendien van tevoren waaraan hij moet voldoen. Er is voor gekozen om in deze verordening geen gegevens op te nemen die reeds op basis van de Wbb in een saneringsplan, een evaluatieverslag en een nazorgplan moeten zijn opgenomen. Degene die deze documenten bij Burgemeester en wethouders indient moet zich dus tevens vergewissen van de eisen die daaraan op grond van de Wbb worden gesteld. Daarnaast worden in onderhavige verordening regels gesteld met betrekking tot de te volgen procedure naar aanleiding van een op grond van de Wbb binnengekomen melding. Ook de wijze en het moment waarop Burgemeester en wethouders en belanghebbenden van belangrijke onderdelen van de sanering op de hoogte moeten worden gesteld zijn in de verordening geregeld Naar aanleiding van de verschillende meldingen die op grond van de Wbb kunnen of moeten worden gedaan, zullen Burgemeester en wethouders een besluit moeten nemen. Het gaat dan met name om het besluit inzake de ernst en spoedeisendheid waarin wordt bepaald of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en tevens wordt bepaald of spoedig met de sanering moet worden begonnen vanwege eventuele risico's. Verder zullen Burgemeester en wethouders moeten besluiten over ingediende saneringsplannen waarin de aanpak van de bodemverontreiniging is beschreven. Tenslotte moet worden beoordeeld of met het saneringsresultaat zoals dat is vastgelegd in een evaluatieverslag en met eventuele nazorg zoals verwoord in een nazorgplan kan worden ingestemd. Procedure Op de voorbereiding van deze besluiten is ingevolge deze verordening in principe titel 4.1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Soms is het echter noodzakelijk vanwege de bij de besluitvorming betrokken belangen afdeling 3.4 Awb te volgen. Dat wil zeggen dat eerst gedurende zes weken een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd voordat een definitief besluit wordt genomen. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden eventuele zienswijzen kenbaar maken. Indien titel 4.1 Awb wordt gevolgd wordt niet eerst een ontwerp ter inzage gelegd maar meteen een definitief besluit genomen. Daartegen kan vervolgens wel door belanghebbenden bezwaar worden gemaakt. Bijvoorbeeld bij complexe saneringen of saneringen waarbij veel belanghebbenden zijn betrokken kan het echter wenselijk zijn om afdeling 3.4 Awb te volgen. Indien een sanering in opdracht van Burgemeester en wethouders zal worden uitgevoerd zal afdeling 3.4 Awb worden gevolgd. Uiteraard is het uiteindelijk mogelijk om tegen een besluit beroep in te stellen bij de bestuursrechter, ongeacht welke procedure wordt gevolgd. Daarvoor zal het in principe wel nodig zijn dat zienswijzen zijn ingediend naar aanleiding van het ontwerp of bezwaar is aangetekend indien direct een definitief besluit is genomen. 8 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ GEMEENTELIJKE BODEMSANERINGSVERORDENING 2006 Artikel 1.1 De verschillende mogelijke meldingen die op grond van de Wbb bij Burgemeester en wethouders kunnen worden gedaan zijn hier genoemd. Verder is een definitie opgenomen van wat wordt verstaan onder een onafhankelijke milieukundige begeleider. Deze mag op geen enkele wijze met de melder of de uitvoerder zijn verbonden. In het saneringsplan zal de melder moeten verklaren dat de milieukundig begeleider onafhankelijk is. Artikel 2.1 In dit artikel is de naar aanleiding van een binnengekomen melding te volgen procedure geregeld. Hiervoor werd al aangegeven dat in principe titel 4.1Awb wordt gevolgd maar dat het soms vanwege de betrokken belangen beter is om afdeling 3.4 Awb te volgen en eerst een ontwerp van het besluit ter inzage te leggen. Dit artikel voorziet in die mogelijkheid. Een reden om afdeling 3.4 Awb te volgen is bijvoorbeeld het grote aantal belanghebbenden dat bij de besluitvorming is betrokken of de aard en omvang van de verontreiniging. Indien reacties van belanghebbenden naar aanleiding van de kennisgeving van een melding in een huis-aan- huisblad daartoe aanleiding geven, kunnen Burgemeester en wethouders overigens alsnog besluiten om afdeling 3.4 Awb te volgen. De kennisgeving van de melding is een wettelijke verplichting om ervoor te zorgen dat belanghebbenden die mogelijkerwijs "over het hoofd" zijn gezien alsnog van de melding kennis kunnen nemen. Artikel 2.2 Om een goede beoordeling van de meldingen mogelijk te maken is voorgeschreven dat een door Burgemeester en wethouders vastgesteld meldingsformulier moet worden gebruikt. Zo worden alle relevante gegevens overzichtelijk aangeleverd. Voor een goede informatieverstrekking naar derden is het nodig dat (onderzoeks)gegevens, bescheiden en rapportages in drievoud worden ingediend. Het derde lid biedt de mogelijkheid om nadere regels te geven over de wijze waarop de stukken moeten worden ingediend. Daarbij wordt met name gedacht aan (in de toekomst) digitale aanlevering volgens een format dat aansluit op de gemeentelijke geautomatiseerde systemen. Adviesbureaus noch de gemeente zijn hier op dit moment klaar voor. Artikel 2.3 Teneinde ook de melding bij Burgemeester en wethouders van zogenaamde nieuwe verontreiniging te reguleren, dient ook deze op basis van een vastgesteld meldingsformulier te geschieden. Het gaat hier om verontreiniging die op basis van het zorgplichtartikel uit de Wbb moet worden gesaneerd. Artikel 3.1 Deze bepaling is van toepassing op de in artikel 39, lid 1 Wbb bedoelde saneringsplannen welke moeten worden ingediend indien sprake is van een voorgenomen sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In dit saneringsplan dienen de in de artikel 3.1 van deze verordening vermelde gegevens te worden opgenomen. Deze gegevens zullen, afhankelijk van het concrete geval, noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige beoordeling van de voorgenomen sanering. Er is echter voor gekozen om in dit artikel slechts gegevens op te nemen die niet reeds op grond van artikel 39, lid 1 Wbb al verplicht zijn. Bovendien maakt het tweede lid van dit artikel het mogelijk om bepaalde gegevens achterwege te laten indien die voor Burgemeester en wethouders niet noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige beoordeling van het saneringsplan. De genoemde gegevens worden hieronder nader toegelicht. Algemene gegevens (A.) en Gegevens bodem, verontreiniging en sanering (B.) De in deze paragrafen genoemde gegevens zijn bedoeld om een goed beeld te krijgen van de lokale omstandigheden en bijvoorbeeld van de belanghebbenden die bij de besluitvorming zijn betrokken. Bovendien worden gegevens gevraagd die nodig kunnen zijn met het oog op handhaving van de sanering. Verder wordt informatie gevraagd over de bodem in het algemeen en de verontreiniging in het bijzonder. In het tijdschema, dat het karakter heeft van een planning, dient aandacht te worden besteed aan een eventuele fasering van de uitvoering, bijvoorbeeld in verband met beschikbare financiële middelen (investeringsplannen). Ook dient een overzicht te worden gegeven van de stand van zaken met betrekking tot de te verkrijgen vergunningen en toestemmingen om de sanering te kunnen uitvoeren. Het verkrijgen van de benodigde vergunningen en toestemmingen en het doen van de vereiste meldingen behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de melder. Rekening dient te worden gehouden met de proceduretijd voor het ver krijgen van vergunningen. Het niet beschikbaar zijn van de benodigde vergunningen zal in het algemeen geen grond opleveren voor onthouding van instemming aan het saneringsplan. Wel is de kans aanwezig dat het plan dan niet of slechts ten dele kan worden uitgevoerd. Niet onbelangrijk is verder dat in het saneringsplan wordt aangegeven dat de sanering wordt begeleid door een onafhankelijke milieukundige begeleider. Tenslotte moet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2006 | | pagina 427