worden aangegeven of wordt voldaan aan de eisen uit een oogpunt van veiligheid en arbeidshygiëne, zoals die algemeen gelden voor de uitvoering van saneringswerkzaamheden. Een bijzonder punt van aandacht is de kwaliteit van de aanvulgrond. Er dient namelijk voorkomen te worden, dat aanvulgrond wordt gebruikt die niet aan wet- en regelgeving voldoet. Onder bepaalde omstandigheden kan verontreinigde grond worden hergebruikt of herschikt binnen het geval van ernstige bodemverontreiniging, indien daarbij wordt voldaan aan de (wettelijke) eisen. Indien grond binnen de locatie wordt hergebruikt dient voordat de grond weer wordt toegepast kwaliteitsgegevens aan het bevoegd gezag te worden overgelegd. Toe te passen grond die op de locatie vrijkomt dient conform protocol 1018 te worden onderzocht. In plaats van een samenstellingspakket kan volstaan worden met een NEN-pakket. Maatregelen (C.) De in dit onderdeel opgenomen indieningsvereisten moeten het mogelijk maken te beoordelen op welke wijze en plaats de sanering daadwerkelijk wordt uitgevoerd en hoe bijvoorbeeld verontreinigde grond wordt ontgraven en afgevoerd. Tevens moet worden aangegeven hoe de voortgang van de sanering wordt gecontroleerd alsmede hoe het bereikte resultaat wordt vastgelegd (eindbemonstering). a. Behalve met de genoemde maatregelen moet hier worden gedacht aan bijvoorbeeld de sloop van gebouwen en funderingen, het verleggen van kabels en leidingen, de indeling van het werkterrein, de ontsluiting van het werkterrein, aan- en afvoerroutes, het voorkomen van zettingen. De technische uitvoering van de sanering moet worden beschreven. Aangegeven wordt welk type maatregelen wordt genomen: ontgraving, in-situ reiniging, isolatie, te plaatsen damwanden e.a.. Daarbij moet ook de volgorde van de werkzaamheden worden beschreven. b. Eventuele maatregelen die hinder voor de omgeving kunnen voorkomen of beperken, moeten worden aangegeven. Soms zullen deze maatregelen in andere vergunningen zijn voorgeschreven. Met een verwijzing kan dan worden volstaan. c. In aanvulling op de wettelijke eis ten aanzien van de bestemming van de verontreinigde grond wordt een opgave verwacht van de overige vrijkomende verontreinigde materialen. Doel hiervan is een volledig beeld te krijgen van de milieuhygiënische gevolgen van de maatregelen. d. Om (her)verontreiniging van de bodem te voorkomen op plaatsen waar depots worden ingericht, moet worden aangegeven op welke wijze dit wordt voorkomen. e. De eindbemonstering is van groot belang voor de beoordeling van het saneringsresultaat en de manier waarop deze wordt uitgevoerd is dan ook een bijzonder aandachtspunt. f. Het spreekt voor zich dat de sanering op een deugdelijke wijze moet worden begeleid en dat tussentijds in de gaten moet worden gehouden of de in het saneringsplan beschreven aanpak ook gerealiseerd kan worden. Dit maakt het mogelijk om tussentijds in te grijpen als dat nodig is. Met name bij eenvoudigere saneringen zal het niet in alle gevallen nodig zijn om alle opgenomen indieningsvereisten in het saneringsplan op te nemen. Om in deze gevallen soepel met de indieningsvereisten om te kunnen gaan, is het mogelijk gemaakt om bepaalde gegevens achterwege te laten als dat voor de beoordeling van de sanering niet nodig is. Het is aan de melder om aan te geven dat bepaalde gegevens niet nodig zijn, alsmede de reden waarom dat zo is. Artikel 3.2 De melding van het begin en het einde van de sanering, alsmede van het bereiken van de einddiepte van een eventuele ontgraving is met name voor een goede handhaving erg belangrijk. Het vermelden van de vermoedelijke aanvangsdatum in het saneringsplan is daarvoor niet voldoende. Regelmatig komt het namelijk voor dat de feitelijke aanvang van de werkzaamheden na instemming van het saneringsplan door allerlei omstandigheden (ontbrekende vergunningen, ontbrekende materialen, weersomstandigheden en dergelijke) opschuift of dat door dergelijke onvoorziene omstandigheden geen exacte datum kan worden gegeven. Belanghebbenden, met name omwonenden, moeten worden geïnformeerd zodat zij rekening kunnen houden met eventuele overlast. Indien pas op het moment dat een eventuele ontgraving weer is aangevuld bij Burgemeester en wethouders bekend wordt dat de grondsanering is uitgevoerd, is het vrijwel niet meer vast te stellen of de in het saneringsplan beschreven terugsaneerwaarden ter plaatse zijn gehaald. Om met het melden van de feitelijke aanvang van de sanering flexibel te kunnen omgaan is ook voorzien in een regeling voor een afwijkende aanvangsdatum. In veel gevallen zal de opdrachtgever (en de melder) niet deskundig zijn op het gebied van bodemsanering. De uitvoering van de sanering, waaronder het doen van de meldingen of mededeling, zal dan zijn uitbesteed aan een adviesbureau of een aannemer. Bij hen ligt dan de in dit artikel opgenomen verplichting tot het doen van de meldingen of mededeling. Zij geven feitelijk leiding aan de uitvoering van de sanering en zijn precies op de hoogte van de aanvang, het verloop en het einde van de sanering of zouden dat in elk geval moeten zijn. Bovendien kunnen juist het adviesbureau of de aannemer, degenen die feitelijk leiding geven aan de uitvoering van de sanering, een belang hebben bij het achterwege laten van de meldingen of mededeling. Vanzelfsprekend blijven de verplichtingen tot het doen van de meldingen of mededeling rusten bij de melder indien er geen 10 adviesbureau of aannemer bij de uitvoering van de sanering is betrokken. Om dubbele meldingen of mededelingen te voorkomen, bepaalt het laatste lid van dit artikel dat degene die feitelijk leiding geeft aan de sanering daartoe niet meer verplicht is indien de melder deze meldingen of mededeling heeft gedaan. Artikel 3.3 Met de wijziging van de Wet bodembescherming is het mogelijk om afwijkingen van het saneringsplan tijdens de uitvoering door middel van een melding te formaliseren zonder dat een nieuw saneringsplan moet worden ingediend. Het gaat dan wel om relatief eenvoudige afwijkingen. Om de omvang van de afwijking goed te kunnen beoordelen, en dus te kunnen beoordelen of de afwijking met een melding kan worden afgedaan, moeten daarbij die gegevens worden verstrekt die afwijken van de in of bij het goedgekeurde saneringsplan overgelegde gegevens. Ook moet worden aangegeven waarom er wordt afgeweken en wat dat betekent voor de beoogde saneringsdoelstelling. Indien gedurende de sanering afwijkingen van het saneringsplan worden gemeld, zullen Burgemeester en wethouders binnen twee weken beoordelen of deze nog passen binnen de gekozen saneringsoplossing en ook overigens acceptabel zijn. Daarbij kunnen Burgemeester en wethouders aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd. Als de gemelde afwijking niet past binnen de gekozen en reeds goedgekeurde saneringsoplossing zullen Burgemeester en wethouders aangeven dat ofwel het saneringsplan moet worden gevolgd ofwel een herzien saneringsplan nodig is. Artikel 4.1 Hoewel de Wbb bepaalt dat na uitvoering van (een fase van) de sanering zo spoedig mogelijk een verslag daarvan moet worden ingediend, is een concrete termijn niet gesteld. In deze verordening wordt deze termijn daarom op dertien weken gesteld. Het moet binnen deze termijn mogelijk zijn om het saneringsresultaat in een verslag vast te leggen. Artikel 4.2 Teneinde een goede beoordeling van het saneringsresultaat mogelijk te maken zijn in de verordening aanvullende eisen gesteld aan de inhoud van het evaluatieverslag. De melder zal zelf al moeten aangeven of het in het saneringsplan beschreven doel is behaald. Meer concreet gaat het onder meer om de omvang van de gesaneerde grond of het gesaneerde grondwater en de wijze waarop controle en analyse daarvan heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van de periodieke verantwoording over de voortgang van de bodemsaneringsoperatie richting het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is het voor Burgemeester en wethouders verder noodzakelijk inzicht te krijgen in de omvang (in rrr en m3) van de sanering. Tenslotte moet inzicht worden verschaft in de gemaakte saneringskosten. Ook bij het evaluatieverslag geldt dat het niet in alle gevallen nodig is alle genoemde gegevens aan te leveren. Om daar flexibel mee te kunnen omgaan is het mogelijk om gemotiveerd bepaalde gegevens achterwege te laten. Artikel 5.1 Omdat de Wbb slechts een beperkt aantal eisen stelt aan het nazorgplan, zijn in de verordening aanvullende eisen gesteld die het mogelijk om te beoordelen dat op een verantwoorde wijze met na de sanering achtergebleven restverontreiniging wordt omgegaan. Ook met het oogpunt op handhaving van passieve (met name in de vorm van gebruiksbeperkingen) en actieve (bijvoorbeeld monitoring) nazorg is het nodig om de nazorg duidelijk te omschrijven. Overigens is het mogelijk om het evaluatieverslag en het nazorgplan in een document te combineren. Ten behoeve van de handhaving zal dan wel telkens duidelijk moeten zijn wie voor welke nazorg verantwoordelijk is. Niet in alle gevallen zullen vanwege achtergebleven restverontreiniging actieve nazorgmaatregelen moeten worden getroffen. Ook overigens kunnen bepaalde gegevens wellicht achterwege blijven. Dit artikel biedt dan ook de mogelijkheid om gemotiveerd bepaalde gegevens achterwege te laten. Artikel 6.1 Om naleving van de meldingsplichten (feitelijke aanvang sanering, bereiken einddiepte, beëindiging sanering) en verplichting tot het indienen van het evaluatieverslag te bevorderen is voorzien in een strafbaarstelling. Overtreding van soortgelijke bepalingen waren op grond van de vorige bodemsaneringsverordening ook al strafbaar gesteld. Met dit nieuwe artikel is, in tegenstelling tot het oude artikel, wel voorzien in een strafmaat. Strafbaarstelling is noodzakelijk omdat bestuursrechtelijke handhaving naar aanleiding van overtreding van deze artikelen niet altijd goed mogelijk is. Bestuursrechtelijke sancties zijn immers zogenaamde 'reparatoire' sancties, waarmee herstel in de toestand voor de overtreding wordt beoogd. Dat is echter moeilijk voorstelbaar indien de melder bijvoorbeeld zonder dat te melden een ontgraving heeft aangevuld. Artikel 6.2 Het spreekt voor zich dat daartoe door Burgemeester en wethouders aangewezen toezichthouders op de naleving van deze verordening moeten toezien. 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2006 | | pagina 428