Blad 6
2007) aan de eigenaren wordt toegerekend en welk deel aan
de gebruikers. In het verleden wilde de onderbouwing nog
wel eens problematisch zijn in juridische procedures.
Inmiddels heeft de Hoge Raad het standpunt geformuleerd dat
de gemeente een zekere vrijheid heeft in de verdeling van
de kosten.
Momenteel is in de OZB het tarief voor de eigenaren een
factor 1,25 hoger dan dat van de gebruikers. Ons voorstel
is om deze verhouding te handhaven bij de rioolheffing.
Onze motivatie daarvoor is tweeledig.
Ten eerste is het zo dat in 2000 toen de rioolrechten in de
OZB werden ondergebracht een bepaalde beleidslijn is
ingezet en dat de gemeente die nu handhaaft door ook bij de
rioolrechten een zelfde tariefdifferentiatie tussen
eigenaren en gebruikers voort te zetten.
Ten tweede is het zo dat het gros van de kosten van het
riool een vast karakter hebben. Het is logisch om dan een
groter deel van de kosten op de eigenaren te verhalen. Door
de eigenaren een factor 1,25 zwaarder te belasten dan de
gebruikers wordt hier invulling aan gegeven.
Bij variant II is daarnaast sprake van tariefdifferentiatie
tussen woningen en niet-woningen binnen de
gebruikersheffing. Omdat er voor de heffingsgrondslag bij
de gebruikersheffing een relatie wordt gelegd met het
waterverbruik, is het logisch de kosten tussen woningen en
niet-woningen op basis van het waterverbruik te verdelen.
Het totale waterverbruik in Leeuwarden bedraagt circa
4.550.000 m3Daarvan wordt ongeveer tweederde deel door de
woningen verbruikt en eenderde deel door de niet-woningen.
Voorgesteld wordt daarom om bij de gebruikers een
kostenverdeling tussen woningen en niet-woningen van 2 1
toe te passen.
Blad 7
Samenvattend komt de kostenverdeling van de rioolkosten er
bij variant II dan als volgt uit te zien:
Tabel 1: kostenverdeling variant II
(in
Eigenaren woningen en 56
ni et-woningen
Totaal eigenaren 5 6
Gebruikers woningen - 17
meerpersoonshuishoudens
Gebruikers woningen - 12
meerpersoonshuishoudens
Subtotaal gebruikers
woningen
29
Gebruikers niet-
woningen
15
Subtotaal gebruikers
niet-woningen
15
Totaal gebruikers
44
Totaal-generaal
100
100
Eigenarenheffing
Bij variant II worden de eigenaren van onroerende zaken
belast naar rato van de WOZ-waarde. Basisgedachte achter
het gebruik van de WOZ-waarde is dat de mate van profijt
die een eigenaar van een woning of niet-woning van de
riolering heeft, groter is naarmate de waarde van het
object groter is.
Bijkomend voordeel van rioolrechten op basis van WOZ-waarde
is dat zij aansluit bij de huidige heffingswijze waarbij de
rioolheffing integraal onderdeel uitmaakt van de OZB. Door
bij de invoering van de rioolrechten van dezelfde
heffingsgrondslag (WOZ-waarde) te blijven uitgaan als bij
de OZB, worden verschuivingen in belastingdruk beperkt.
Aandachtspunt hierbij wel is dat de OZB een
tariefdifferentiatie kende tussen woningen en niet-
woningen, waarbij het tarief voor niet-woningen een factor
1,86 hoger was dan het tarief van de woningen. Ter
voorkoming van juridische risico's komt deze
tariefdifferentiatie bij de rioolrechten te vervallen.
De praktische uitvoerbaarheid van een eigenarenheffing op
basis van de WOZ-waarde is groot, omdat alle benodigde
gegevens al aanwezig zijn in verband met de
aanslagoplegging van het eigenarendeel van de OZB.