iiurtuTj mil'
ISesSI Bestuur-en directieversiag 2005
Verder wordt het leerlingvolgsysteem door het onderwijsgevend personeel bijgehouden,
zodst de feitelijke ontwikkeling van een leerling vergeleken wordt met de verwachte
ontwikkeling. Daarnaast biedt het leerlingvolgsysteem houvast vcor gesprekken met ouders
over de ontwikkeling van hun kind.
Onderwijsmethoden die voor het speciaal onderwijs zijn aangepast, bieden houvast bij het
uitwerken van de handelingsplannen. Bovendien wordt door de aanschaf en implementatie
van nieuwe lesmethoden de doorgaande didactische lijn bevorderd.
Tenslotte wordt het Eigen Initiatief Model (E1M) als hulpmiddel gebruikt om een eenduidige
pedagogische aanpak binnen de school te creëren. Die aanpak draagt bij aan de ontwikkeling
van een leerling en zorgt dat een leerling met consequent gedrag van onderwijzend en
onderwijsondersteunend personeel geconfronteerd wordt.
Aangezien it Twaiük de mogelijkheid heeft om leerlingen met meervoudige beperkingen toe
te laten (de zgn. 'verbrede toelating') vindt er expertiseopbouw plaats voor verschillende
doelgroepen. Toch zijn er op sommige gebieden, bijvoorbeeld bij ernstige gedragsproblemen,
grenzen aan wat haalbaar is binnen de school. Deze grenzen worden in de komende jaren
nog nader bepaald. In voorkomende gevallen wordt in overleg met ouders/verzorgers een
oplossing gezocht die soms buiten de school ligt.
Personeel en organisatie toegerust voor taak
De leerlingen stellen speciale eisen aan kennis en kunde van het personeel. Bij de selectie
van het personeel wordt hier rekening mee gehouden, zowel kwantitatief (bijvoorbeeld: aantal
onderwijskundig en onderwijs-ondersteunende personeelsleden in verhouding tot aantal
leerlingen, verhouding aantal niet-onderwijskundig personeel en aantal onderwijskundig
personeel) als kwalitatief (bijvoorbeeld: opleiding, wil tot samenwerken, gedrag, sociale
vaardigheden).
Onderwijs is een vorm van contact van mens tot mens, dus de kwaliteit van het onderwijs is
sterk afhankelijk van de kwaliteit van het onderwijsgevend personeel en het onderwijs
ondersteunend personeel. Dit gedeelte van het personeel, dat zich direct met de leerling
bezighoudt, behoeft regelmatige training in de toepassing van sociale en didactische
vaardigheden om optimaal om te gaan met steeds mondiger wordende ouders en leerlingen.
De omvang van dit deel van het personeelsbestand wordt niet bepaald door de overheid
opgelegde normatieve groepsgroottes, maar door de gewenste kwaliteit van onderwijs op
maat binnen een groep.
Om de kerntaak van de schooi, het geven van onderwijs, te faciliteren moeten directie en
niet-onderwijsgevend personeel waar nodig het onderwijsgevend en onderwijs
ondersteunend personeel van dienst kunnen zijn op het gebied van automatisering,
onderhoud, boekhouding, personeelszaken enzovoort. Om deze faciliterende rol te kunnen
vervullen moeten zij voldoende toegerust zijn voor hun taak. De omvang van deze groep
moet echter zo gering mogelijk zijn, zodat zoveel mogelijk geld overblijft voor het onderwijs.
Dit steit hoge eisen aan de kennis en kunde van deze kleine groep professionals.
Jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken zijn voor alle personeelsleden een
belangrijk hulpmiddel om te reflecteren op eigen functioneren. De gesprekken vormen een
vertrekpunt voor verbetertrajecten.
Bestuur- en directieversiag 2005
Financieel gezond
De schoolorganisatie wordt betaald uit gemeenschapsgelden, dat betekent dat bestuur,
directie en personeel een speciale verantwoording hebben om de toebedeelde gelden zo
effectief (aan de juiste dingen) en efficiënt (op de juiste wijze) mogelijk te besteden.
Daarnaast is het voor de continuïteit van It TwalGk noodzakelijk dat er jaarlijks een
hoeveelheid geld overblijft om apart te zetten om bijvoorbeeld lesmethoden aan te schaffen,
om groot onderhoud te bekostigen of een tegenvaller op te vangen. Om de financiële
onafhankelijkheid te waarborgen wordt er gestreefd naar een weerstandsvermogen van
ongeveer 15 van de loonkosten. Om te voorkomen dat het weerstands-vermogen een
papieren tijger is, moet de omvang van het weerstandsvermogen minstens in geldelijke
middelen op de bank staan.
Alleen daar waar de rijksoverheid vereist dat gelden in een bestemmingsreserve worden
verantwoord, zal dit gebeuren. Waar geen eisen gesteld worden zal het exploitatieresultaat
toegevoegd worden aan de algemene reserve. Algemene reserve en bestemmingsreserves
worden als weerstandsvermogen aangemerkt.