O 0 i 0 Blad 2 In de praktijk1 baseren gemeenten hun tarieven echter slechts in zeer beperkte mate op een kostencalculatie waarin benodigde tijdsbesteding, apparaatskosten en overige directe kosten worden gerelateerd aan het individuele product Deze zogenaamde 'beperkte kostenoriëntatiespeelt ook in Leeuwarden. Hiervoor zijn een aantal oorzaken te noemen: Diverse producten worden tegelijk en door elkaar geleverd en Leeuwarden werkt daarom(evenals de meeste andere gemeenten) niet met tijdsregistratie op productniveau waarmee de kosten aan de afzonderlijke producten toegerekend kunnen worden. Interne discussie over de vraag of bepaalde indirecte kosten die worden toegerekend wel moeten/mogen worden meegenomen in de prijs. Bestaan van landelijke maximumtarieven (zoals voor het paspoort)als gevolg waarvan een ingewikkelde kostentoerekening minder waarde heeft. Nastreven van kostendekkende tarieven op het niveau van de legesverordening en niet zozeer op extern productniveau (met de beperking van een maximum kostendekkingspercentage van 100% op bele-idsproductniveau) Tussen gemeenten blijken verder grote verschillen te bestaan in de doorberekening van zowel overhead als directe kosten in de leges Door de verschillen in kostenoriëntatie en schaal van kostendekkendheid is de relatie tussen kosten en tarief op het niveau van het individuele product in de praktijk daarom veelal niet of moeilijk te leggen. 3. Kostenniveau burgerzaken en drie onderzoeksvariabelen Deze constatering was ook voor Deloitte aanleiding om in hun onderzoek niet verder te gaan dan de relatie tussen het kostenniveau burgerzaken en drie onderzoeksvariabelen te onderzoeken, te weten: Cost accounting (doorbelasting overhead, in tarief te betrekken kosten, methodiek van kostprijsberekening). Organisatie (zuinigheid en efficiency) Kwaliteit dienstverlening (voorzieningenniveau en kwaliteit product) Hierna wordt kort ingegaan op de situatie in Leeuwarden afgezet tegen de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek van Deloitte naar gemeentelijke tariefverschillen 1 Dit blijkt uit informatie van referentiegemeenten en het onderzoek Deloitte, 2003. Blad 3 a. Het systeem van kostentoerekening is een belangrijke invloedsfactor. Doorbelasting GBA Gemeenten verschillen sterk in de mate waarin de kosten van GBA (burgerzaken) aan de tarieven worden toegerekend. Uit eerder onderzoek (Groot Budding, 1998) volgde dat 44% van de gemeenten aangeeft de kosten van GBA voor sommige producten in de tarieven te betrekken, 29% doet dit voor alle producten en 27% betrekt de kosten van GBA niet in de tarieven. Voor rijbewijzen kan hier een tariefverschil van 24% uit voorvloeien. In Leeuwarden worden de kosten van het GBA op basis van aantallen begrote producten verdeeld over alle producten van Burgerzaken. In 2005 bestonden de kosten van het GBA uit de componenten: personeelskosten (inclusief overhead afdeling)kapitaallasten, onderhoud software, uitbestede werkzaamheden, telefoon-datalijnkosten en bedrij fsvoeringskosten. Ook voor deze componenten hanteren gemeenten overigens niet een uniforme gedragslijn waardoor verschillen in de toerekening van kosten aan producten ontstaan Methodieken kostprijsberekening Verder blijken verschillen in methoden van kostprijsberekening en tariefbepaling te kunnen resulteren in tariefverschillen van rond de 20% (Groot Budding, 1998) Voor het vaststellen van het aandeel indirecte kosten in de kostprijs van een product kunnen berekeningsmethodieken worden toegepast zoals: - De kostenverdeelmethode - De hybride methode. - Activity Based Costing. - De opslagmethode. Kostpriismethodiek Leeuwarden Bij de invoering van de productenbegroting in 1996 is besloten om voor Leeuwarden de kostenverdeelmethode toe te passen. Dit betekent dat de indirecte kosten (zoals salariskosten, werkplekkosten, overhead en management) via vooraf vastgestelde verdeelsleutels aan het product worden toegerekend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2006 | | pagina 47