r:
2. Beleidsbegroting
2.1 Programmaplan: Programma Infrastructuur /Bereikbaarheid^}
heeft het verblijven op straat of in en om de woning de prioriteit. Verkeer wordt hier gefaciliteerd maar
vooral het langzaam verkeer en openbaar vervoer. De automobilist wordt er op gewezen dat hij/zij hier
te gast is.
Samenhangend verkeers- en vervoersysteem
Leeuwarden kiest voor een samenhangend verkeers- en vervoersysteem. Veel mensen gaan met een
combinatie van vervoerwijzen naar hun bestemming. Dit vraagt om overstappunten in Leeuwarden
zoals stations en transferia. Deze "ketenbenadering" van verkeer en vervoer geldt voor verschillende
reismotieven als werken, onderwijs en winkelen. Samenhangend betekent ook dat een beperkend
beleid voor autoverkeer in de binnenstad wordt gecombineerd met verbetering van het vervoer per
openbaar vervoer, fiets en te voet in en naar de binnenstad. De samenhang komt ook tot uitdrukking
in het niet uitbreiden van de capaciteit van het wegennet binnen de stadsring en rondom de
binnenstad in combinatie met het verbeteren van de verkeersafwikkeling op de stadsring. De
ontwikkeling van werkgelegenheid aan de westkant van de binnenstad zal niet op grote schaal kunnen
worden gerealiseerd als de infrastructuur aan deze kant van de stad niet op orde wordt gebracht.
Voldoende beheer en onderhoud
Een duurzame mobiliteit wordt bereikt door een voldoende beheer en onderhoud. Op 9 april 2001
heeft de Raad het totaaloverzicht en de achterliggende informatieve rapporten van "BOR in Beeld"
formeel vastgesteld. Er zijn keuzes gemaakt ten aanzien van het kwaliteitsniveau van de openbare
ruimte met betrekking tot verhardingen, openbaar groen, onkruidbestrijding en verzorging. Het
kwaliteitsniveau "basis" geeft aan dat wat minimaal noodzakelijk is om te kunnen waarborgen dat de
technische kwaliteit van de wegen, fiets- en wandelpaden niet achteruitgaat.
Effect
en
Nulme
ting
2007
2008
2009
2010
Autovf
ïrkeer
A
AfnE
avo
Lee
Indi
ame van de groei (in zowel de ochtendspits als de
ndspits) op andere wegen dan het hoofdwegennet van
uwarden
zat or:
Groei autoverkeer op geselecteerde wegen op het
onderliggend weggenet. Tot max. 20% tussen 2005 en
2020. Dit betekent in 2010 een groei van maximaal 7
100
(index)
(2005)
Max
1,5%
Max
6%
107
Max
7
B
Een
Stac
Indit
acceptabele gemiddelde rijsnelheid voor autoverkeer op de
isring.
zator:
Een gemiddelde snelheid van 25 km per uur in de
spitsperioden op de Stadsring in 2010.
25,8
(km/uur)
(2005)
25
(km/uu
r)
25
(km/uu
r)
25
(km/uu
D
C
Afn£
ochl
Indit
)me van de vertraging van het autoverkeer in de
ïendspits op de invalswegen (tot aan de Stadsring).
zator:
Afname van de vertraging tot maximaal 10 minuten in 2010.
(de nulmeting betreft de gemiddelde rijtijd van de drukste
invalsweg in de ochtendspits, 2005)
9.8 min.
<10
min
<10
min.
<10
min.
ir
Goe
Indit
ide verkeersafwikkeling op het hoofdwegennet.
zator:
Hogere waardering van weggebruikers over de
verkeersafwikkeling op het hoofdwegennet,
(uitgedrukt in gem. rapportcijfer)
5.9
(2005)
6.5
-
7.0
7.5
E
Toe
VOOI
Indit
name van bedrijven die over een vervoerplan beschikken
Bedrijven met meer dan 50 werknemers in binnenstad of
kantorenhaak
Elders gevestigde bedrijven met meer dan 100 werknemers
zator:
Percentage bedrijven met vervoerplan.
17%
(2005)
25%
40%
50%
88
2. Beleidsbegroting
2.1 Programmaplan: Programma infrastructuur/8ereikbaarheic!{7)
Effecten
Nulme
ting
2007
2008
2009
2010
I Openbaar Vervoer
F
Stabilisatie van het gebruik van het OV.
Indicator:
Aandeel reizigers in het openbaar vervoer in het totaal
aantal verplaatsingen in het lokale vervoer.
4%
(2005)
4%
4%
4%
4%
G
Stabilisatie van de exploitatiesnelheid van het OV
Indicator:
Handhaving exploitatiesnelheid op de OV-assen.
18 km/h
(2005)
18
km/h
18
km/h
18
km/h
H
Verhoging veiligheid in en rond het openbaar vervoer
Indicator:
Aantal incidenten in en rond het openbaar vervoer
(Jaarlijkse registratie objectieve sociale veiligheid in en
rond openbaar vervoer
17
(2002)
13
(2003)
11
9
I
Verlaging onveiligheidsgevoel in en rond het openbaar
vervoer
Indicator:
Mate van subjectieve sociale veiligheidsgevoel rond het
openbaar vervoer (uitgedrukt in rapportcijfer) door
reiziger en personeel.
(jaarlijks registratie subjectieve sociale veiligheid in en
rond het openbaar vervoer) (uitgedrukt in rapportcijfer).
6,9
(2002)
7.4
(2003)
7.7
8,0
Par
keren
J
Toename effectieve parkeercapaciteit van parkeerplaatsen
(betaald parkeren conform definitie parkeerbeleidsplan; kaart
5.1) in en rond de binnenstad
Indicator:
Aantal parkeerplekken in en rond de binnenstad.
3200
(2004)
3630
3850
K
Voldoende parkeergelegenheid in de binnenstad
Indicator:
Hogere waardering van weggebruikers over de
beschikbaarheid van parkeerplaatsen in de binnenstad,
(uitgedrukt in gem. rapportcijfer)
6.0
(2005)
6.5
7.0
7.0
L
Evenwicht tussen vraag en aanbod van parkeerplaatsen in
de binnenstad op piekmomenten.
Indicator:
Bezettingsgraad parkeerplaatsen binnenstad.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
I Fietsverkeer
M
Handhaven van de gemiddelde fietssnelheid op het
hoofdfietsnet.
Indicator:
De gemiddelde snelheid op een aantal geselecteerde
hoofdfietsroutes.
14
km/uur
(2005)
14
km/uur
14
km/uur
14
km/uur
N
Handhaving aandeel fietsgebruik tussen de stad en
omliggende gemeenten (externe verplaatsingen)
Indicator:
Stabilisatie van het aandeel fiets in het totale aantal
verplaatsingen het externe vervoer.
10%
(2005)
10%
10%
10%
O
Voldoende stallingmogelijkheden voor fietsen in en rond de
binnenstad.
Indicator:
Hogere waardering van fietsers over de beschikbaarheid
van stallingen in en rond de binnenstad.
(uitgedrukt in rapportcijfer).
6.6
(2005)
6.6
7.0
7.0
89