13 OVERIGE ASPECTEN
BELEIDSPLAN WMO 2008-2011
13.1 Juridische aspecten
De juridische basis van dit beleidsplan is artikel 3 van de Wmo.
Aan het beleidsplan kunnen geen rechten worden ontleend; er staat geen bezwaar of beroep open tegen de
inhoud ervan. Het beleidsplan is indirect wel van invloed op de inhoud van beschikkingen die de gemeente
afgeeft op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, bijvoorbeeld een beschikking voor een individuele
voorziening zoals een rolstoel of hulp bij het huishouden, of een subsidiebeschikking voor een welzijnsinstel-
ling. Tegen dergelijke beschikkingen staat vanzelfsprekend wel bezwaar en beroep open.
13.2 Monitoring en kwaliteitsbewaking
Jaarlijks publiceren van prestatiegegevens en cliënttevredenheidsonderzoek
Nu breekt de periode van uitvoering aan. Dan gaat het er natuurlijk om dat de gemeente in de praktijk waar
maakt wat zij op papier heeft gezet. De filosofie20 achter de Wmo is dat gemeenten over de uitvoering geen
verantwoording afleggen aan het rijk ('verticale verantwoording') maar aan hun eigen inwoners ('horizontale
verantwoording'). Wel moeten aan het rijk een aantal gegevens worden verstrekt. Artikel 9 van de wet
schrijft voor dat het college jaarlijks voor 1 juli de volgende gegevens moet publiceren:
a. een tevredenheidonderzoek onder vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering
van de wet (volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van
maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen);
b. een jaarverslag met bij ministeriële regeling aan te wijzen gegevens over de prestaties op het gebied
van maatschappelijke ondersteuning.
Hierover dient het volgende te worden opgemerkt.
Het onder a. bedoelde onderzoek wordt kortweg aangeduid als een 'cliënttevredenheidsonderzoek'.
De onder b. bedoelde gegevens zijn vastgelegd in de per 1 januari 2007 in werking getreden "Regeling maat
schappelijke ondersteuning".
De wet bevat geen nadere voorschriften omtrent het 'publiceren' van de onder a. en b. genoemde
gegevens.
Vergelijking prestatiegegevens per gemeente
De wet schrijft voor dat de onder a. en b. genoemde gegevens (cliënttevredenheidsonderzoek en prestatiege
gevens) ook jaarlijks voor 1 juli worden verstrekt aan het Ministerie van VWS. De Minister publiceert op
basis daarvan voor 1 januari van het daarop volgende jaar een rapportage waarin de gegevens van de ge
meenten worden vergeleken. Zo kan een gemeente zelf, maar ook de doelgroepen, instellingen en andere
belangstellenden, beoordelen wat de sterke en minder sterke punten in de eigen Wmo-uitvoering zijn.
Naast de op grond van artikel 9 aan de Minister te verstrekken prestatiegegevens moeten naar verwachting
ook nog andere gegevens worden verstrekt, op grond van artikel 22 Wmo:
1het college van burgemeester en wethouders verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de gege
vens die hij met betrekking tot deze wet nodig heeft;
2. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde gegevens.
Om goed aan de verplichtingen van artikel 9 Wmo te kunnen voldoen nemen wij deel aan de basisbenchmark
van de SGBO. De NHL, lectoraat sociale interventie, doet aanvullend onderzoek. Dat is zowel volgend m.b.t.
de SGBO basis benchmark m.b.t. de inhoud, maar ook volgend in de tijd. Kort gezegd richt de SGBO zich
meer op de kwantitatieve aspecten, en de NHL (Noordelijke Hogeschool Leeuwarden) op de meer kwalita
tieve aspecten van het cliënttevredenheid onderzoek.
Eisen die de gemeente stelt aan instellingen
In aanvulling op het bovenstaande stelt de gemeente een aantal eisen aan de instellingen die zij subsidieert,
via de prestatie afspraken bij de subsidiebeschikking. Daarbij gaat het onder meer om het verstrekken van
20 Planning en verantwoording: van verticaal (Rijk naar gemeenten) naar horizontaal (gemeenteraad naar
eigen burgers); van verkokerd (vakdepartementen) naar integraal (lokaal maatwerk wonen en welzijn)
-62-
BELEIDSPLAN WMO 2008-2011
tussentijdse rapportages, het afleggen van verantwoording via een inhoudelijk en financieel jaarverslag met
een accountantsverklaring, en het verrichten van cliënttevredenheidsonderzoek. Verder schrijft de Wmo aan
de zorg- en welzijnsinstellingen voor dat zij een cliëntenraad moeten hebben en een regeling moeten treffen
voor de behandeling van klachten van cliënten.
De levering van hulp bij het huishouden en aangepast collectief Wmo-vervoer, is volgens de EU richtlijnen
aanbesteed. Hierbij zijn de eisen die gesteld worden aan de levering en de aanbieders uitvoerig beschreven in
het bestek en de nota van inlichtingen. Daarin worden dezelfde kwaliteitseisen gesteld omtrent cliëntenraad,
klachtenregeling, cliënttevredenheidsonderzoek, etc.
Zo komt een veelheid aan gegevens beschikbaar in het kader van de monitoring en kwaliteitsbewaking. Het
college zal deze gegevens benutten voor bijstelling van het beleid en/of de uitvoering. Dit komt vervolgens
weer tot uiting in de bijstelling van het vieijarig beleidsplan halverwege de planperiode, en de opstelling van
het volgende vieijarig beleidsplan.
13.3 Communicatie
Nu dit beleidsplan er ligt vindt de volgende communicatie plaats:
uitgeven van een persbericht waarin de vaststelling van het plan en de hoofdlijnen daarvan bekend wor
den gemaakt;
genereren van publiciteit in de regionale media, zoals een interview met de portefeuillehouder en achter
grondartikelen met voorbeelden van het Wmo-beleid van de gemeente Leeuwarden;
een uitgebreide publicatie in de huis aan huis krant met de hoofdlijnen van het Wmo-beleid, aangevuld
met voorbeelden hiervan. In dit artikel wordt aangegeven dat belangstellenden een exemplaar van het
plan kunnen opvragen;
een samenvatting van het beleidsplan op de website van Leeuwarden, met de mogelijkheid om het be
leidsplan te downloaden als PDF-document;
het neerleggen van een inkijkexemplaar van het beleidsplan op plaatsen waar mogelijke belangstellenden
komen-, bijvoorbeeld in de vestigingen van het loket Bureau Wmo Voorzieningen en de Wmo aanbieders,
bij de gemeentelijke publieksbalie, in de wijksteunpunten en buurtcentra, in de bibliotheek;
toezending van het beleidsplan aan de werkgroep Wmo (cliëntenvertegenwoordiging), de Jongeren Ad
vies Raad, de cliëntenraad WWB, Zorgbelang en de samenwerkingspartners in de uitvoering van de Wmo
(zoals Bureau Wmo Voorzieningen, CIZ, thuiszorgorganisaties, SWOL, HWL en MEE, Cozorg en de
overige gesubsidieerde instellingen maar ook corporaties, kerken, Humanitas, vrijwilligers organisaties,
ouderenorganisaties)
Mocht het zo zijn dat op grond van de tussentijdse evaluatie halverwege de planperiode het beleidsplan in
grijpend wordt gewijzigd, dan kan een soortgelijk communicatietraject plaatsvinden als hiervoor is beschre
ven voor de vaststelling van het plan aan het begin van de periode.
13.4 Evaluatie en bijstelling
Planperiode: 2008-2011
Halverwege de planperiode zal een tussen evaluatie van het plan en de uitvoering plaatsvinden, en aan het
einde van de periode de eindevaluatie. De wet schrijft een planperiode van maximaal vier jaar voor. Dat
betekent dat uiterlijk eind 2011 het tweede vierjarig beleidsplan 2012-2015 moet zijn vastgesteld
Inhoud van de evaluatie
Bij de evaluatie zal worden bekeken of de in dit plan opgenomen acties zijn uitgevoerd, en of de nagestreefde
prestaties zijn gehaald. In het plan is per prestatie aangegeven welke indicatoren hiervoor worden gebruikt.
Veel gegevens zullen bijvoorbeeld worden ontleend aan de verschillende lopende monitoren en de jaarver
slagen van instellingen. Bedacht moet worden dat het soms lastig is om vast te stellen of de acties tot het
gewenste resultaat hebben geleid. Zo is het streven bij prestatieveld 1 er bijvoorbeeld op gericht dat er meer
ontmoeting en begrip is tussen wijkbewoners. De gemeente kan daarvoor wel de randvoorwaarden scheppen,
maar of de inwoners daar dan ook gebruik van maken en elkaar daadwerkelijk meer ontmoeten en begrijpen
is vervolgens aan henzelf. Het blijft zoeken naar de beste manier om de gewenste resultaten met elkaar te
behalen.
-63-