Kader verbonden partijen: Een kader voor het college van burgemeester en wethouders voor de
aansturing, het beheer en het toezicht van/op de verbonden partijen.
2.4 Privaatrechtelijke samenwerking
Met betrekking tot de privaatrechtelijke vormen van samenwerking is een meer
terughoudende opstelling op zijn plaats. In algemene zin kan worden gesteld dat dit een
vorm is waaraan niet moet worden deelgenomen, tenzij er bijzondere redenen zijn die
dit rechtvaardigen. Belangrijkste reden om hier terughoudend in te zijn is de
vermenging van functies en belangen die hierbij kunnen optreden. Er is immers sprake
van vermenging van publieke en particuliere belangen. Daarnaast zijn de mogelijkheden
van borging van publieke belangen en democratische controle in beginsel beperkter dan
bij publieke samenwerking Hier is dus een grote mate van terughoudendheid gepast
die is te duiden als een grondhouding van "nee, tenzij er krachtige motieven zijn om van
deze regel af te wijken". Deelname in een privaatrechtelijke rechtsvorm geschiedt
derhalve alleen als onderzocht en gemotiveerd is dat de uitvoering van de
beleidsvoornemens beter gediend is met een privaatrechtelijke rechtsvorm dan met een
publiekrechtelijke rechtsvorm. Bij deelname in een bestaande privaatrechtelijke
rechtsvorm dient indien de activiteiten en/of koers van de organisatie worden gewijzigd
opnieuw te worden onderzocht in hoeverre aan dit uitgangspunt ook na deze
wijzigingen wordt voldaan.
In het verlengde van het voorgaande dient ten aanzien van het afvaardigen van
gemeentelijke vertegenwoordigers in de organen van privaatrechtelijke instellingen een
zeer restrictief beleid te worden gevoerd. De gemeentelijke kaderstelling hierover is
neergelegd in het door het college in september 2005 vastgestelde beleidsdocument
Deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen." De daarin opgenomen
uitgangspunten, voor zover relevant voor de onderhavige notitie, zijn integraal verwerkt
in de richtlijnen van paragraaf 2.5.
2.5 Richtlijnen
De attitudes van hiervoor zijn hieronder nader vertaald in een aantal richtlijnen:
1Samenwerking tussen de gemeente Leeuwarden en andere overheidslichamen met
overdracht van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en financiële participatie,
vindt uitsluitend plaats als dit het geëigende middel is om beleidsdoelstellingen te
realiseren. De Wet gemeenschappelijke relingen is hiervoor het meest in
aanmerking komende kader.
2. Samenwerking tussen de gemeente Leeuwarden en privaatrechtelijke partijen vindt
alleen plaats als een bijzonder en benoemd openbaar belang dit rechtvaardigt.
Hiervan is sprake als er onderzocht en gemotiveerd is waarom uitvoering van
beleidsvoornemens niet in een publiekrechtelijke rechtsvorm kan plaatsvinden.
3. Participatie in een verbonden partij dan wel uitbreiding van een bestaande
deelneming vindt alleen plaats nadat door burgemeester en wethouders, de raad
gehoord, een beheersprofïel (toezichtarrangement) is vastgesteld. In het
beheersprofiel krijgt de aansturing, het beheer en het toezicht vorm en inhoud.
Daarbij dient onder meer aandacht gegeven te worden aan:
Doelstelling en taakomschrijving van de verbonden partij en de meetbaarheid
van de te leveren prestaties;
Financiële maar ook bestuurlijke en maatschappelijke risico's en de wijze
waarop de risico's worden beheerst; een risicoanalyse zal hiervoor de basis
moeten vormen.
De wijze waarop de publieke belangen zijn geborgd en op welke wijze de
democratische controle plaatsvindt (bekostigingsvoorwaarden, vaststellen
5
Kader verbonden partijen: Een kader voor het college van burgemeester en wethouders voor de
aansturing, het beheer en het toezicht van/op de verbonden partijen.
tarieven/heffingen, goedkeuring begroting, het goedkeuren/vaststellen van
regelingen van het uitvoeringsorgaan etc.).
De wijze waarop verantwoording plaatsvindt (informatieplicht,
controlerechten, verplichtingen tot het indienen van verantwoordingsinformatie
etc.) en de bevoegdheden om in te grijpen (aanwijzingen, richtlijnen)
De wijze waarop er wordt geëvalueerd (inhoud en tijdstippeninclusief
doorlichtingen op effectiviteit en efficiency.
4. Ten aanzien van participatie in stichtingen en verenigingen wordt als algemene lijn
gehanteerd dat teneinde de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen er geen
vertegenwoordigers van de gemeente worden benoemd, voorgedragen of
aanbevolen in door de gemeente gesubsidieerde instellingen of instellingen waar
andere juridische en financiële banden mee worden onderhouden.
5. Voor zover het een stichting of vereniging betreft, waarbij geen sprake is van een
nauwe relatie tussen het gemeentelijke beleid op een bepaald terrein en het
taakgebied van de stichting maar waarbij de gemeente toch een aanbevelings-,
voordrachts- of benoemingsrecht heeft, worden geen personen hierin als lid van het
bestuur benoemd, omdat een relatie met het openbaar belang hier ontbreekt. In
uitzonderingsgevallen kan (tijdelijke) vertegenwoordiging door de bestuurder,
binnen wiens portefeuille het onderwerp ligt, plaatsvinden indien dit in het belang
is voor de voortgang van het proces, de continuïteit van de samenwerking op
strategisch niveau of het waarborgen van het gemeentelijk belang bij het onderwerp
gedurende de interim-periode en er geen sprake is van gemeentelijke middelen die
rechtstreeks naar de verbonden partij worden overgemaakt.
6. Indien er wel sprake is van een nauwe relatie tussen het gemeentelijke beleid en het
taakgebied van de stichting kan de bestuursfunctie uitgeoefend worden door een
derde-deskundige, maar alleen indien de betreffende stichting zonder gemeentelijke
inbreng niet naar behoren kan functioneren.
7. Bij vennootschappen kan actief gebruik worden gemaakt van de
aandeelhoudersbevoegdheden om een commissaris te benoemen. Voor zover het
vennootschappen betreffen, waarbij geen sprake is van een nauwe relatie tussen het
gemeentelijke beleid op een bepaald terrein en het werkgebied van de
onderneming, worden geen vertegenwoordigers van de gemeente hierin als
commissaris benoemd, omdat een relatie met het openbaar belang hier ontbreekt.
8. Indien er wel sprake is van een dergelijke nauwe relatie kan het commissariaat
uitgeoefend worden door een derde-deskundige, maar alleen indien de betreffende
vennootschap zonder gemeentelijke inbreng niet naar behoren kan functioneren.
Bovendien dient het vennootschappelijk belang geheel samen te vallen met het door
de gemeente/aandeelhouder te bevorderen algemeen belang, vanwege het dreigende
risico van belangenverstrengeling.
9. Het college van burgemeester en wethouders is het bestuursorgaan dat
verantwoordelijk is voor de uitoefening van het aandeelhoudersschap.
Vertegenwoordiging van de gemeente in de Algemene vergadering van
aandeelhouders vindt plaats door de wethouder financiën, tenzij er zwaarwegende
redenen zijn om een ander collegelid of meerdere collegeleden hiermee te belasten.
10. Indien de uitoefening van de rechten als aandeelhouder van een privaatrechtelijke
instelling ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente neemt het college
geen besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen
ter kennis te stellen van het college.
6