-2.08.741 H u i z u m, 6 Februari 1947. Onderwerp VERBETERING FINANCIEELE POSITIE GEMEENTEPERSONEEL Bij zijn rondschrijven van 10 December 1946 heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken ons in kennis gesteld met de jong- ste verbe teringenwelke in de regeling der salarissen en loonen van het burgerlijk rijkspersoneel zijn aangebracht en daaraan het verzoek verbonden voor het personeel der gemeenten overeenkomstige maatregelen te treffen. Uit de bewoordingen van het rondschrijven blijkt wel de opvatting van de Regeering, dat het noodzakelijk ge- acht moet worden, dat ook voor het personeel der lagere publiek- rechtelijke organen overeenkomstige maatregelen worden getroffen. De Regeering wenscht derhalve, dat het gemeentepersoneel naar ver- houding thans in even groote mate een salaris- of loonverbetering ontvangt al s het rijkspersoneelbehoudens daar waar het gemeente- lijk peil dientengevolge het rijksplafond zou overschrijden. Aangezien de tôt stand te brengen wijzigingen veel tijd zullen kosten, wordt het algemeen wenschelijk geacht, dat de gemeente -evenals het Rijk- voorshands ten behoeve van haar personeel een overgangsmaatregel treft, ingaande 1 October 1946 tôt den tfag, dat de verhoogingen in feite in werking zijn getreden. Zooals uit het rondschrijven van den Minister blijkt, zal voor het rijkspersoneel de overgangsregeling tôt stand worden gebracht door naast de bestaande toelagen een nieuwe tijdelijke toelage op te nemen van 10 der brute wedde, waaronder in t algemeen wordt verstaan de basis-belooning, d.i. de wedde of het loon van het Be- zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934, verminderd met 5 Voor het gemeentepersoneel zou dit in 't algemeen neerkomen op een tijdelijke toelage van 10 op het grondsalari szooals dit in de begrooting, dienst 1947, (in uw bezitT~wordt genoemd. Hieronder wordt in het algemeen verstaan het salaris, dat op 10 Mei 1940 werd gemoten. Wij staan op het standpunt, dat de voor het rijkspersoneel tôt stand gebrachte overgangsregeling ook voor het gemeentepersoneel behoort te worden ingevoerd, zulks in afwachting van het rapport der Commissie, door den Minister ingesteld, welke o.m. tôt taak heeft hem te adviseeren over het bezoldigingspeil in de kleinere gemeenten. Evenwel doet zich een moeilijkheid voor. Zooals wij hiervoor reeds memoreerden, mag het gemeentelijk loonpeil het rijksplafond niet overschrijden. De typeerende rijkswedden en loonen moeten als absoluut plafond gelden, waarboven de gemeentelijke loonen in het algemeen niet mogen stijgen. Bovendien moet ten opzichte van de ambtenaren op weekloon -dus de werklieden- rekening worden gehouden met het typeerend plaatselijk loonpeil d.w.z. met den particulieren loonstandaard. Bij vergelijking der salarissen van de ambtenaren dezer gemeen te met die van de rijksambtenaren, blijkt, dat deze, ook na toeken- ning der toelage van nog 10 van het grondsalarisde toetsing kunnen doorstaan en nog beneden het rijksloonpeil blijven. Gaan we evenwel de loonen der wekklieden vergelijken bij het ri jksloonpeil en den particulieren loonstandaard, dan valt op, dat deze loonen a n en Raad na

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1947 | | pagina 25