A U.
-1.851.2 A
07-2
Onderwerp s
KOSTENEEDRAG
VAKONDERWIJS
H u i z u m, 21 Maart 1947.
Krachtens het bepaalde bij artikel 101 bis, eerste lid,
aer Lager Onderwi jswet 1920, moet in gemeenten, waar ten be-
oeve yan een of meer openbare scholen vakonderwijzers zijn
aangesteldde gemeenteraad jaarlijks voor 1 April vaststel-
en hoe groot het gemiddeld bedrag is geweest, dat in het
voorafgaande kalanderjaar per leerling aan die school of
schclen aan belooning van vakonderwijzers is uitgegeven.
In deze gemeente waren in 1946 afzonderlijke vakonderwij-
zeressen voor nuttige handwerken aan meisjes aangesteld en
wel aan de openbare lagere school te Stiens twee en aan die
te Britsum een.
r leerkracïl'ten hebben over dat jaar in totaal een bedrag
x 018,64 aan belooning ontvangen, inbegrepen de tijdelijke
verhooging ad 10% per 1 October 1946.
Naar luid van het vijfde lid var. meergenoemd artikel 101
ois moet deze belooning berekend worden met inbegrip van de
niet op deze onderwijzeressen verhaalbare pensioensbijdragen.
Aangezien niemand van de onderwijzeressen in het pensioen-
X ends opgenomen is, kan deze bepaling buiten toepassing blij-
De berekening van het gemiddeld aantal leerlingen heeft
plaats overeenkomstig artikel 28 der L. 0. wet, d.w.z. aan de
hand van de 3 wettelijke teldata. Hierna gerekend telde de
^penbare lagere school te Stiens in 1946; 216 leerlingen en
die te Britsum 23 3 samen 239 /g.
Het kostenbedrag per leerling, dat aan bovengenoemde scho-
len wegens belooning aan vakonderwijzers is uitgegeven dient
derhalve te worden vastgesteld op f 518,64 1 239V.3 f 2,17.
Wij stellen U voor, door vaststelling van nevensgaand con
cept, aldus te besluiten.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadœl
De Secretaris,
Aan
den Raad.
GH