4 -
ming aangenoinj3n on vastgesteld wordt hot volgcnde bcsluit (bijl»2).
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt vaststelling van het
bedrag, dat in 1947 door do gemoente por leorling der O.L.scholen
voor vakonderwij s is uitgegeven, met concept-besluit.
Hot voorstel is van de volgendo inhoud (bijl.3). Het wordt zonder
discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Vastgesteld wordt hot volgende besluit (bijlage 4),
7. Verzoeken van besturon van bijzondere scholen voor gewoon lager
onderwijs om eon voorschot op de vergoeding voor het vakonderwijs
in 1948, met voorstel van Burgemecstor en Wethouders.
Het voorstel van Burgemeoster en Wethouders is van de volgende
inhoud;bijlago 5).
Dit voorstel wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming aan
genomen, terwijl het navolgende besluit wordt vastgesteld bijl. 6)
8. Voorstel van Burgemeoster en Wethouders om toe te treden tôt de
Stichting Rricsland voor Maatschappclijk Werk.
Hot voorstel luidt al s volgts (bijlage 7). Het wordt zonder dis
cussie en hoofdelijke stemming aangenomen, terwijl navolgend besluit
wordt vastgestelds
De Raad der gemeente Leeuwarderadeel
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 8 Januari
1948;
B e s 1 -u i t
toe te treden tôt de Stichting Friesland voor Maatschappelijk werk
met een jaarlijkse contributie van een halve cent per inwoner.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt vaststelling van een
verordening omtrent de aangifte van woongelegenheid en het vast-
stellen van regelen omtrent de toepassing van artikel 1 der Woon-
ruimter/et 1947, St. no. H. 291.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders luidt als volgts(zie
bijlage 8)
De heer R. de Vries mist in de voorgestelde "Regelen" een straf-
bepaling met betrekking tôt degene, die een woning zonder vergunning
betrekt.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat de Woonruimtewet een straf-
bepaling daaromtrdnt bevat, zodat de Raad geen straf meer kan bedrei-
gen.
De heer Zondervan vraagt, of artikel 4 der ""Regelen" wel nodig is.
Het spreekt volgens hem vanzelf, dat minderjarige kinderen en dienst-
personeel inwoning krijgen.
De Voorzitter meent, dat de voorgestelde bepalingen in art. 4 uit-
stekend op haar plaata zijn. Spreker leest in dit verband art. 1 drçr
Woonruimtewet voor, waaruit blijkt, dat iedereen vergunning van Bur
gemeester en Wethouders moet hebben.
De heer Zondervan vindt het een ingrijpen in de rechten der ouders
De Voorzitter zegt, dat ten opzichte der inwoning van kinderen
allerlei dingen toegepast worden, om door de mazen heen te kruipen.
Spreker vertelt daaromtrent een voorbeeld.
De heer Zondervan meent, dat er in de practijk niet veel van het
vergunning vragen terecht zal komen» De ouders staan daar eenvoudig
niet bij stil, als hun kind weer thuis komt en hij is van oordeel,