- 3 -
Artikel 8.
Het onafgcloste gedcclte van het bedrag der lening is, met ren
te on de kosten, onmiddellijk opeisbaar
a. bij niet-nakoming door geldnoemster van een of meer der in de
akte van geldlening vermelde bepalingen of aangegane verbin-
tcnisson
b» bij door haar gedaan verzoek tôt vcrkrijging van surséanco
van betaling;
c. bij faillietverklaring van geldneemster
Geldnoemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het
voorvallon van een der vermelde govallen van onmiddellijke op
eisbaarhcid, alsof zij bij bevel of anderc soortgelijke akte
ware in gebreke gesteld.
Artikel 9.
De bela,stingen, wolke van rente der lening geheven mochten
vrorden, komcn ten laste van geldneemster.
Artikel 10.
Geldneemster zal met geldgccfstcr een aanvullende overeenkomst
treffen ton aanzien van de aflossing van het bedrag, dat zij
door opnomingen ingevolge de overeenkomst van geldlening uitein-
delijk aan geldgeefster schuldig zal zijn.
Deze aanvullende overeenkomst zal uiterlijk 1 Moi 1949 worden
aangegaan.
De van deze aanvullende overeenkomst op te stellen akte zal
worden opgemaakt door geldneemsterovereenkomstig een haar door
de geldgeefster te verstrekken concept.
De kosten en rechten van de in dit artikel bedoelde akte
zullen voor rekening van geldneemster komen,
Artikel 11.
Aile kosten en rochten van de akte van geldlening en van de
maatregelen, welke geldgeefster mooht nemen tôt behoud of ter
uitoefening harer uit de overeenkomst van geldlening voortvloëi-
ende rechten, zijn voor rekening van geldneemster.
Aldus vastgesteld door de Raad voornoemd in zijn
openbare vergadoring van 1948.
,Voorzitter.
Secretaris