m n iir'aii
^ann'iM^
- 4 -
de bovenkant op ten hoogste 0,50 M. boven de vloer zijn gelegen
en een gezamenlijke luchtdoorlatende oppervlakte habben Tan ten-
minste VôOO van vloeroppervlak Tan de garage en mogen niet
buiten gebruik kunnen worden gestelds
j» indien in een garage slechts in één buitenwand luchtroosters
als bedoeld sub i, kunnen worden gemaakt, xnoeten, behalve deze,
aan de tegenovergelegen wand luchtkokers worden aangebracht, die
niet xnogen dienen als afvoerleidingen van gassen of dampen uit
andere ruimten? deze kokers moeten zijn samengesteld uit brand-
vrij materiaal, op ten hoogste 0,25 M. boven de vloer aanvangen
en buitendaks zijn voorzien van behoorlijk functionerende suig-
kappen en een gezamenlijke inwendige doorsnede hebben van ten-
minste VlOOO Tan het vloeroppervlak van de garage
k. in andere gevallen dan sub i en j bedoeld, moeten voorzover mo-
gelijk ludtrtroosters, als sub i omschreven, en voorts een vol-
doend aantal doelmatige luchtkokers worden aangebracht*,
1. in voor motorrijtuigen bestemde toe- of uitgangen van garages
mogen op- en afritten tussen de begane grond en een hoger niveau,
wanneer deze een groter helling dan 1 op 30 iiebben, niet vo-orko-
men binnen een afstand van 5 M. van de ™arT
Het derde lid van artikel 113 wordt
"Het bepaalde in artikel 43, vierde
weg,
gelezen alsvolgtg
lid, en 44, eerste lid, is
mede op bestaande woningen van toepassing. Van de daar bedoelde
verplicktingen kan door Burgemeester en Wethouders in bijzondere
gevallen tôt wederopzegging vrijstelling worden verleend, echter
alleen, indien de woning voldoet aan de bepalingen, vervat in het
eerste en tweede lid van dat artikel.
Artikel 114 wordt aangevuld met een vierde lid, luidendes
"Ten aanzien van garages kan worden gelasts
a. dat met betrekking tôt constructiedelen, welke in aanzienlijke
mate gevaar opleveren voor brand, dan wel hinder of schade ten-
gevolge van geraas of ontwijkende dampen, zodanige voorzieningen
worden getroffen, dat bedoeld gevaar ophoudtj
b. dat aan verbindingen met andere ruimten zodanige voorzieningen
worden getroffen, dat deze een voldoende isolatie vormen tegen
brand en het doordringen van dampen^
c. dat een behioorlijke ventilatie-inrichting wordt aangebracht.
Aan artikel 115 wordt een vierde lid toegevoegd van de volgen-
de inhoud; "Stegen of paden, bestemd voor toegang naar gebouwen of
achtererven, moeten zich in zodanige toestand bevinden, dat zij
steeds voldoende droog en begaanbaar zijn.
Na artikel 131 wordt een artikel 131a ingevoegd, luidende alsvolgt:
"1. Het is verboden enige ruimte als garage in gebruik te nemen,
in gebruik te geven of te laten gebruiken zonder schriftelijke
vergunning van Burgemeester en Wethouders. Deze bepaling is niet
van toepassing op met vergunning kraohtens deze verordening ge-
bouwde garages, waarvan het oppervlak, gemeten binnen de omtrek-
muren, 30 of minder bedraagt.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen aan de in het eerste lid be
doelde vergunning voorwaarden verbinden^ deze voorwaarden zullen
echter alleen strekken tôt de naleving van de bepalingen dezer
verordening.
3, Het is verboden een ruimte als garage te gebruiken, indien
niet voldaan wordt aan of gehandeld is in strijd met een voor-
waarde als in het tweede lid van dit artikel bedoeld, zoiaede in
dien niet voldaan wordt aan of gehandeld is in strijd met het
bepaalde in het vierde tôt en met het twaalfde lid van dit arti
kel.