8. Yoorstel van Burgemeester en Wethouders met betrekking tôt
de verdeling van kosten voor aansluiting van de z.g. onrendabele
gebieden op het electriciteitsnet
Dit voorstei luidt als volgt (bijl. 6).
De Voorzitter licht het voorstei nader toe en zegt dat het
een voorstei van de Wethouders isj hij voelt er niet yo°r, dat
de gemeente hiervoor kosten maakt. Als het P.E. B. er 4/9 insteekt
en dan nog van zijn winst, levert hem dit nieuwe klanten op.
Spreker vindt het wel aardig, dat iedereen aangesloten zou wor
den, maar hij ziet het niet als een algemeen belang doch slechts
als oen belang van degene, die de beschikking over elec-
triciteit krijgt. Als men beslist licht wil hebben, moet men
daar zelf voor zorgen. Butagas is net zo goed en dat kan men ock
voor koken gebruiken. Wil men een krachtwe rktuig, dan kan men
een benzinemotor nemen. De gemeente zou nu voor 63 mensen een
bedrag van f. 72000.- uitgevenj dit bedrag zal wel langzamerhand
groter worden, want het is gebaseerd op de prijzen van 't vorige
jaar. Spreker beroept zieh op Minister Ldeftinck, die in een ver-
gadering met vertegenwoordigers van gemeenten heeft gezegd, dat
gemeentebesturen geen geld meer moeten steken in zaken, welke
niet absoluut noodzakelijk zijn.
Wethouder Dijkstra is van mening, dat men de gemeente kan
zien als een geheel, dooh ook als een verzameling van bepaalde
groepen van mensen. Er zijn mensen in de gemeente, die door hun
werk op plaatsen wonen, waar zij verstoken zijn van verschillen-
de gemaklcen, en dan heeft z.i, de gemeente tôt taak deze mensen
te helpen. het gemeentebestuur moet in dezen voor hen op de bres
staan. Wanneer we ailes uitsluitend bezien van de finanoiële
kant, dan kan er niets meer gebeuren. Spreker blijft van oordeel,
dat er hier een taak voor de gemeente is, ondanks het feit, dat
bezuiniging geboden is.
De heer Tolsma is het met Wethouder Dijkstra eens. Hij is
van mening dat de genoemde oijfers nog wel hoger zullen worden,
aangezien zij van het vorig jaar zijn. Spreker beschouwt de ge
meente als een grote huishouding en wanneer er een groep van in-
gezetenen is, die op het eleetrisch net wil aansluiten, dan be-
hoort de gemeente dit te steunen. Hij betwijfelt het of de woor-
den van ^inister Lieftinck op een dergelijk geval slaan. Het is
bij hem zeer de vraag of er van de zijde van belanghebbenden veel
interesse zal zijn. Vôlgens bpreker gaat de vergelijking met bu
tagas niet geheel op.
De Voorzitter is van oordeel, dat de belanghebbenden niet
van electrische stroom verstoken behoeven te blijven, mita zij
de kosten zelf betalen. Naar zijn mening moet de gemeente zich
niet op dit terrein begeven.
De heer Bouma vraagt of het ook mogelijk is, dat de gemeente
zich. beperkt tôt 1/9 gedeelte. Spreker is het ook met Wethouder
Dijkstra eens, dat hier wel een taak voor de gemeente weggelegd
is5 ook informeert hij nog wat andere gemeenten in dit geval
doen.
De Voorzitter antwoordt, dat de meeste andere gemeenten 1/6
gedeelte willen bijdragen. Het gaat spreker evenwel om het prin
cipe en miet om de grootte van de bijdrage.
De heer Zondervan voelt er ook wel voor hier iets te doen,
hij is evenwel van mening, dat 2/g in deze tijd van armoede wel
heel royaal is.