- 7 - naweeën van deze toeatand, die zeker niet ontstaan is door de schuld van de gemeentebesturen. Daarin zal verbetering kunnen ko men door regelingen, die op redelijke wijze voorzien in de finan- oiele behoeften der gemeenten. Er liggen veel doornen op het pad dar zo noodzakelàjke bezuiniging. De positie van het credietwezen noodzaakt ons tôt de uiterste soberheid, al komen daarbij eminente belangen, ala woningbouw, industrialisatie ena.in het gedrang. Ook op ander terrein bevindt het gemeente reoht zioh in onrust en het tast naar nieuwe vormen oui de weldaden van de Gemeentewet van 1851 te kunnen behouden, Het beginsel der plaatselijke autono mie leidde tôt een enorrne ontplooiing van de gemeenteli jke be- stuurskraohten op allerlei gebied. Met waardering mag dan ook wor- den getuigd, dat de gemeenten de door Thorbookes wet geboden ge- legenheden goed hebben verstaan en benut. Onze taak is het die grondslagen voor de zelfwerkzaamheid der gernee: ten aan de nieuwe tijd aan te passen en ze te behouden of zo nodig te herstellen. Een moeilijke taak in een tijd zwaar van pro blème n. Wij zullen evenwel ook in de vervulling van deze taak sla- gen, omdat het Hederlandse volk door de wereldoorlog wel stoffe- lijk verarmd is, maar rijker is geworden aan energie, waarmede het zioh een betere toekomst zal weten te scheppen. De rede van de Minister van Binnenlandse Zaken wordt hierna beantwoord door Mr. P.J. Oud, Voorzitter van de Vereniging van Ne- derlandse Gemeenten, die ongeveer het volgende zegtî Wie zou op 5 Juli 1851 gedroomd kunnen hebben, dat honderd jaar later een minister van Binnenlandse Zaken vanuit een centraal punt tôt aile geme ente rade n tezamen het woord kon voeren en dat daarop namens die raden zou worden geantwoord. door de Voorzitter der Vereniging van Hed. Gemeenten. Daarvoor is meer nodig dan een technische ontwikkeling alleen. Vooral de bereidheid van beide kanten heeft zulks mogelijk gemaakt en die bereidheid demonstreert het saamhorigheidsgevoel dat cen trale regering en locale besturen bezielt. ®it is belangrijk omdat de verhouding tussen centraal en plaatselijk bestuur niet altijd gemakkelijk isBij een herdenking kan men het wel laten yoorkoraen of het ailes botertje tôt den boom is. Spreker prijst de Minister dat deze dat niet gedaan heeft. Hij heeft oog gehad voor de reali tait, die zich hierin demonstreert dat in tijden van financiële nood de gemeentelijke zelfstandigheid niet zo tôt haar recht kan komen als de bestuurders dat wensen. De banden die centraal bestuur en locale besturen samenbinden zijn in 100 jaren veel talrijlcer gewordenj de oentralisatie is toegenomen, dooh spreker meent dat deze van andere aard is dan vôôr 1851. De gebonden bestuurder van voor 1851 mooht geen eigen geluid gevan? hij was de spreek™trompet van het hoger gezag. Hij kon niet naar eigen inzicht handelen, doch was de verlengde arm van de centrale overheid. Deze figuur heeft sedert 1851 afgedaan. ïoen kwam aan het hoofd van de gemeente de Raad als vertegenwoordiger der burgerij. Maar terwijl de gebondenheid van de bestuurder verdween is die van de gemeente groter geworden. De gemeentelijke bevoegdheid is op menig terre in ingeperkt. Het hoger gezag heeft aan zioh getrokken veel ,/at vroeger het gemeentebestuur zelfstandig mooht regelen. Tego- lijkertijd is de afhankelijkheid van het centrale gezag toegenomen. vooral op het gebied van de financiën. Bij verschil van inzicht dienaangaande zijn wel eens harde woorden gevallen. Desondanks is het saamhorigheidsgevoel bewaard gebleven, wat vooral bij deze herdenking duidelijle is bewezen. Dit wijst in de riohting waarin de bestuursverhoudingen zioh bewegen. - Al -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1951 | | pagina 13