- 8 -
De heer van der Ploeg vindt het een bezwaar, dat de molen
zo ver af staat. Spreker zou er voor zijn om hem in stand te
houden, als hij vanaf de Breedijk te zien vvas.
■^e Vo°rzitt_er bestrijdt dit door er op te wijzen, dat men
ook moex aenken aan streken waar anderen komen.
De heer Zondervan vraagt of het ook mogelijk zou zijn een
hepaalde garantie" te" krijgen.
e VQorzitter./i j zouden het kunnen vragen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Hpekstra wil geacht .worden te hebhen tegengestemd
16Schrijven van de G-edeputeerde Staten omtrent de toepassing
van de Woonruimtewet 1947, met voorstel van Burgemeester en
wethouders
Omtrent dit punt sohrijven Burgemeester en Wethouders het
volgende zie bijlage 22.
De heer de Vries wil zich er niet tegen verzetten, omdat
hij het veld niet kan overzien, doch hij wil zo gauw mogeliik
van de straffe regeling af.
-^e Voo^zitter antwoordt hierop, dat Burgemeester en Wethou
ders dit ook wel zouden willen, doch zij kunnen nu eenmaal niet.
Het is o zo moeilijk, aldus spreker, om hier steeds de gulden
middenweg tebewandelen en als wij een gedeelte vrij laten, wor—
den de moeilijkheden nog groter, naar het hem wil voorkomen.
Zonder verdere bespreking en hoofdelijke stemming verenigt
de Raad zich met de conclusie van het schrijven van Burgemees
ter en Wethouders.
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt wijzi.°*ing van
de gemeentebegroting, dienst 1953.
Dit voorstel wordt zonder bespreking aangenomen, terwijl de
besluiten worden vastgesteld overeenkomstig de concepten, die
voor de leden ter inzage hebben gelegen.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt wijziging van
de gemeentebegroting, dienst 1954.
Ook de concepten van de hiervoor vast te stellen besluiten
hebben voor de leden ter lezing gelegen.
yoorzitter licht nog toe, dat de post kosten Vleeskeu-
ringsdienst met f 65.- wordt verhoogd wegens meerdere kosten
vanjhet schoonhouden van de noodslachtplaats
De schoonmaker A.JVisser heeft gevraagd om de deswege door
hem genoten beloning te herzien en Burgemeester en wethouders
zijn tôt de conclusie gekomen, dat de tegenwoordige vergoeding
aan de lage kant is en dat een verhoging tôt f 225.- alleszins
redelijk en billijk is.
De Raad verenigt zich hiermede en stelt de besluiten vast
overeenkomstig vorenbedoelde concepten.