Artikel 6. Van de belasting zijn vrijgestelds a. tentoonstellingen van voorwerpen van land- en tuinbouw, nijver- Keid, huisvlijt, zendings-, missie- of jeugdarbeid, drankbestrij- ding, wetenschap of kunst, voor zover de toegangsgelden geen recht geven tôt bijwoning van aan de tentoonstelling verbonden ve rmakelijkheden; b. voordrachten - al dan niet door lichtbeelden toegelicht -, welke een uitsluitend godsdienstlg, wetenschappelijk, staatkundig of sociaal karakter dragen; bioscoopvoorstellingen, waarin uitsluitend films worden vertoond als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub 2, van de bioscoopwet; d. toneelvertoningen en andere vermakelijkheden, waarvan de zui- vere opbrengst uitsluitend strekt tôt weldadige doeleinden, zul- lende de belasting, welke reeds betaald is voor een toneelverto- ning of andere vermakelijkheid, welker onzuivere opbrengst voor ten minste 50 gestrekt heeft tôt een liefdadig doel, worden terugbetaaldindien wordt aangetoond, dat genoemd deel der op brengst tôt het opgegeven doel is uitgekeerd; e_„ toneelvertoningen of andere vermakelijkheden, welke een huise- lijk karakter dragen0, fmuziekuitvoeringen, welke worden gegeven ter voldoening aan voorwaarden verbonden aan het verlenen van subsidie van gemeente- wege 5 g. toneelvoorstellingen en andere vermakelijkheden, welke recht- streeks door of voor rekening van de gemeente worden gegeven; h. danscursussen en danslessen, welke uitsluitend dienen voor het onderwijs in het dansen; i. kosteloos toegankelijke sportwedstrijden. Artikel 7. Voor de belasting zijn hoofdelijk aansprakelijk de ondernemers door wie of voor wier rekening, alsmede zij, op wier naam de toneelvertoning of andere vermakelijkheid wordt gegeven, en zij die hun huizen, gebouwen of erven tôt dat einde afstaan. De vol doening der belasting door een der belastingplichtigen ontheft de anderen van de verplichting tôt betaling. Artikel 8. Het belastingjaar loopt van 1 Januari tôt en met 31 December. Artikel 9. 1. Ieder, die voornemens is een toneelvertoning «f andere verma keli jkheid, aan de belasting onderhevig, te geven of daartoe zijn huis of gebouw of erf af te staan, is verplicht van dit voornemen aangifte te doen ter gemeentesecretariemet aanduiding van aile bijzonderheden voor een goede regeling van de aanslag vereist. 2. Ieder, die belastingplichting is volgens artikel 4, negende lid, dezer verordening, is verplicht hiervan ieder jaar in de maand Januari aangifte te doen, met aanduiding van aile bijzon- derheden voor een goede regeling van de aanslag vereist. 3. Ontstaat de bêlastingplicht volgens artikel 4, negende lid, dezer verordening in de loop van een belastingjaar, dan moet de aangifte, bedoeld in het vorig lid, worden gedaan binnen een maand na het ontstaan van de bêlastingplicht Art. 10.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1954 | | pagina 25