- 3 -
Artikel 8.
De bij het inwerking treden van deze regeling in dienst
van de aangesloten gemeenten werkzaam zijnde keuringsambte-
naren worden, voor zover naar het oordeel van de commissie
het belang van de dienst dit vereist, benoemd door de cen
trale gemeente. Indien bedoelde ambtenaren niet worden be
noemd en hun krachtens plaatselijke voorsohriften wachtgeld
moet worden uitgekeerd, komen deze wachtgelden ten laste
van de keuringsdienst
Artikel S.
1. Bij opheffing dezer regeling wordt aan het personeel van
de dienst door de centrale gemeente, voor zover nodig, eer-
vol ontslag verleend
2. Indien aan de ontslagen ambtenaren wachtgeld wordt ver
leend, komt dit wachtgeld ten laste van de aangesloten ge
meenten naar de verhouding omschreven in artikel 12, 4e lid
Artikel 10.
1. In de aangesloten gemeenten worden de keurlonen en ver-
goedingen voor door de keuringsdienst te verrichten diens-
ten alsmede de verordeningen, als bedoeld in artikel 20,
lste lid, der Vleeskeuringswetgelijkluidend vastgesteld.
2De aangesloten gemeenten storten voor de 16e dag van
iedere maand in de kas der centrale gemeente, de in de af-
gelopen maand door die gemeenten ten bate van de keurings
dienst ontvangen bedragen.
3. Het beheer der geldmiddelen van de keuringsdienst wordt
langs de weg van artikel 252 der Gemeentewet afgescheiden
van dat van de andere algemene geldmiddelen der centrale
gemeente
Artikel 11.
1. De administratie en de boekhouding van de keuringsdienst
welke laatste zal worden ingericht en gevoerd naar de be-
ginselen van hei/âubbel boekhouden, zullen door de centrale
gemeente worden opgedragen, hetzij aan de keuringsveearts
hoofd van dienst, hetzij aan een daartoe aangewezen, in
dienst dier gemeente werkzaam zijnde, ambtenaar. Het kas-
beheer van de keuringsdienst zal door de centrale gemeente
worden opgedragen aan de ontvanger harer gemeente. Aile
betalingen zullen moeten geschieden tegen behoorlijke kwi-
tantie van de créditeur.
2De centrale gemeente ontvangt een door de commissie vast
te stellen vergoeding voor de verrichtingen en uitgaven,
gedaan ten behoeve van het beheer van de keuringsdienst.
Artikel 12
1. Uit de ontvangen keurlonen worden de bezoldigingen, pen-
sioensbijdragen en verdere exploitatiekosten van de keu
ringsdienst, zo mogelijk, betaald.
2. Indien uit de door gedeputeerde staten vastgestelde re-
kening der centrale gemeente blijkt, dat de inkomsten en
uitgaven ten bate en ten laste van de keuringsdienst een
batig saldo aanwijzen, beslist de commissie binnen twee
maanden na vaststelling of dit bedrag zal worden bestemd
tôt reserve dan wel voor uitkering aan de aangesloten ge
meenten.