In November 1950 n.l. heeft het Centraal Orgaan inzake
gemeenschappelijke "behandeling van gemeentelijke personeels-
aangelegenheden aan de gemeentebesturen voorgesteld voorlopig
te vergoedens
a. van de premie van de verzekering tôt een maximum van
f 50.—;
h. -g- van de kosten wegens ziekte tôt maximaal f 50.- indien
op aannemelijke gronden, naar het oordeel van het gemeente-
bestuur, kon worden aangetoond dat, hoewel geen verzekering
was gesloten, ziektekosten waren gemaakt.
Dit heeft geleid tôt het raadsbesluit van 4 Juni 1951 waar-
in met bovenbedoelde restricties rekening werd gehouden, ter-
wijl bovendien, op voorstel van het lid Uwer vergadering, de
heer Zondervan, als salarisgrens waarboven de vergoeding in
geen geval werd toegekend, de welstandsgrens als bedoeld in
artikel 1 sub c van de Ziektewet werd aangehouden. Dit raads
besluit is kort daarna ingetrokken, omdat bij Koninklijk Be-
sluit van 13 December 1951 deze materie geregeld is geworden.
Daarop is bij raadsbesluit van 21 Februari 1952 vorenbe-
doelde rijksregeling van overeenkomstige toepassing verklaard
op het gemeentepersoneel.
Het Koninklijk besluit van 13 December 1951 (S. 555) kende
geen welstandsgrens. Er werd uitgekeerd 1,8 i<> van de bezoldi-
ging tôt een maximum van f 50.- aan gehuwden en f 25.- aan
ongehuwden ter tegemoetkoming in de kosten van ziekte
De Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1951 sprak dus
niet over verzekering; ook is niet uit de regeling op te ma-
ken, dat de kosten wegens ziekte gemaakt moeten zijn in het
jaar waarover de uitkering loopt.
In het volgend jaar verscheen weer een interimregeling
thans geldende voor 1952, waarbij 1,9 i° van de wedde vergoed
werd met een maximum van f 60.- voor gehuwden en f 30.- voor
ongehuwden.
De interimregeling 1953 stelde 2 in het uitzicht met een
limiet van f 60.- resp. f 30.-, zodat ook aan de laagst gesa-
larieerden f 60.- resp. f 30.- vergoed kon worden.
De minderheid in ons collège wil derhalve de uitkering
zuiver zien als een tegemoetkoming in gemaakte kosten bij
ziekte c.q. als vergoeding voor betaalde premie inzake geslo-
ten verzekeringen als dekking tegen zulke kosten.
Zijn over enig jaar noch voor het één, noch voor het ander,
kosten gemaakt, dan vervalt de aanspraak op vergoeding, aldus
is het oordeel van het lid van ons collège, dat hiervan ten
aanzien van dit punt de minderheid uitmaakt.
Wij vinden de aangelegenheid van voldoende belang om beide
standpunten aan U voor te leggen teneinde hierin een beslis-
sing te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadeel
De Secretaris,