H u i z u m, 9 Maart 1955.
Onderwerp;
Gebouw der O.L. School
te Stiens.
Bij_de behandeling van de begroting voor het lo-
pende dienstjaar is door ons toegezegd, dat wij nader terug
zouden komen^op de kwestie van de verbouw van de openbare lagere
school te Stiens, waaromtrent door enkele Uwer leden naar voren
was gebracht, dat de gang van zaken dienaangaande hun niet be
vredigde
Wij hebben toen al dadelijk te kennen gegeven, dat wij even-
zeer teleurgesteld zijn over hetgeen zich hierbij heeft afge-
speeld
Het komt ons thans wenselijk voor hierover opening van zaken
te geven, omdat wij de tijd gekomen achten U voor een beslissing
te plaatsen, zij het nog een principiële, die van vèrstrekkende
betekenis kan zijn.
Nadat onder de vorige gemeentearchitect een deel van het plan
tôt verbetering van genoemde school was uitgevoerd, waartoe door
U op 30 Juni 1953 het besluit was genomen en waarvan de plannen
door de Gedeputeerde Staten en de bouwkundig Hoofdinspecteur
van het Lager Onderwijs werden goedgekeurd, is in de zomervacan-
tie van het vorig jaar een aanvang gemaakt met de uitvoering van
de tweede ëtappe, die zou bestaan in de verbetering van de les-
lokalen 1, 7 en 8.
De toen pas in functie zijnde gemeentearchitect was van ander
gevoelen dan zijn voorganger en vond, dat de aan de voorgenomen
verbeteringen ten koste gelegde en nog te besteden bedragen
niet verantwoord waren in verhouding tôt het resultaat dat uit-
eindelijk, nadat de gehele restauratie over een paar jaar uit
gevoerd zou zijn, verkregen kon worden.
Waar de meningen van twee deskundigen - de vorige en de te-
genwoordige gemeentearchitect - zo zeer verschilden, achtten
wij het gewenst en, met het oog op de financiële consequenties
noodzakelijk het advies in te winnen van twee hier gevestigde
Inspecteurs van de Volksgezondheid, n.l. de Geneeskundig In
specteur, de heer B. Wartena en de Hoofdingenieur-Directeur van
de Wederopbouw en de Volkshuisvesting, Ir D.S. Visser.
Beide heren hebben, geheel onafhankelijk van elkaar het
schoolgebouw en de inwendige situatie ervan opgenomen en zijn
daarbij tôt bepaalde conclusies gekomen. De uitvoerige rappor-
ten, waarin de gebreken worden opgesomd, zijn voor U bij de
stukken ter inzage gelegd. Beider conclusies komen hierop neer,
dat bepaalde gebreken wel door de voorgenomen verbeteringen weg-
genomen zouden worden, andere weer minder gemakkelijk, terwijl
bepaalde eigenschappen zouden voortduren daar deze een gevolg
zijn van de ligging van het gebouw, zijn indeling en de afme-
tingen van de lokalen. De eindconclusie van beide Inspecteurs
van de Volksgezondheid was deze, dat beter niet op de ingesla-
gen weg kon worden voortgegaan. Zij betreurden het dat reeds
hoge kosten aan het uitvoeren van verbeteringen waren besteed,
doch achtten het beter deze schadepost te incasseren dan nog
meer aan het gebouw ten koste te leggen zonder uitzicht op een
redelijk en blijvend resultaat.
Wij meenden goed te doen bovenbedoelde rapporten ter kennis
te brengen van de waarnemend Inspecteur van het Lager Onderwijs
om diens oordeel te vernemen uit onderwijskundig oogpunt. Deze
heeft zich terzake verstaan met de Bouwkundig Inspecteur van
het Lager Onderwijs.
Aan
de R a a d.
I tm
Bijlage nr. C'
notulen Raadl; '/O W