2 -
Artikel 96f.
1. In gebouwen, waarin een gemeenschappelijk trappenhuis tôt
niet meer dan twee woningen per bouwlaag toegang geeft, moet
elke schuilplaats een nooduitgang hebben, gelegen in een andere
buitenmuurdan die waarin de hoofdtoegang tôt de schuilplaats
is gelegen.
2. In gehouwen, waarin de woningen toegankelijk zijn van een
galerij of middengang, moet de schuilplaats een in een buiten-
muur gelegen nooduitgang hehben voor elke 35 personen, waarvoor
hij met inachtneming van artikel 96c bestemd is. De nooduitgan-
gen moeten zoveel mogelijk in verschillende huitenmuren zijn
gelegen.
3. De nooduitgang moet hestaan uit een deur of een vast of be-
weegbaar raam.
4. Indien de in het vorige lid bedoelde deur van metaalis, moet
deze, evenals het raam, voorzien zijn van een glazen ruit van
ten minste 50 cm breedte en 60 cm hoogte. Deze ruit mag niet van
draadglas zijn vervaardigd.
5. Indien glasroeden in het glasoppervlak worden aangebracht,
mogen deze niet van metaal vervaardigd zijn.
Artikel 96g.
Yoor de toepassing van de artikelen 96d, 96e en 96f worden
schuilplaatsen, toegangen en nooduitgangen als voldoende bereik-
baar aangemerkt, wanneer zij bereikt kunnen worden door een
wandgedeelte van 1.80 m hoogte en 0.90 m breedte, bestaande uit
een in slappe zandrijke mortel gemetselde klampmuur, die niet
dikker is dan 6 cm, dan wel door een gelijkwaardige constructie.
Artikel 96h.
Aan elkaar grenzende schuilplaatsen moeten zoveel mogelijk
met elkaar in verbinding staan, waarbij constructies overeen-
komstig het vorige artikel als een verbinding worden aangemerkt.
Artikel 96i.
1. De gevelmuren van de schuilplaats moeten massief zijn ter
dikte van ten minste 30 cm en vervaardigd van steenachtig mate-
riaalwaaronder worden verstaan producten van gebakken klei,
cementbeton, natuursteen of mortel, waarbij de staalwapening,
indien de constructie deze bevat, geheel door tiiortel of cement
beton is omhuldterwijl de constructie geen organische stoffen
bevat.
2. Het plafond van de schuilplaats mag niet zijn voorzien van
een bepleistering of andere bekleding.
3. In gebouwen, als bedoeld in het tweede lid van artikel 96f,
moeten in de schuilplaatsen massieve schermmuren ter dikte van
ten minste 20 cm en vervaardigd van steenachtig materiaal, als
bedoeld in het eerste lid, zodanig zijn geplaatst, datafdelin-
gen worden gevormd, welke overeenkomstig het gestelde in artikel
96c voor niet meer dan 50 personen behoeven te dienen. De scherm
muren mogen slechts worden onderbroken voor zover het verkeer m
de onderbouw dit vereist.
Artikel 96j.
Het bovenste gedeelte van een onmiddellijk boven een onder
bouw gelegen draagvloer moet bestaan uit eendoorgaande massieve
laag van steenachtig materiaal, als bedoeld in het eerste lia
van het vorige artikel. Deze laag mag slechts worden doorbroken
door spijkerribben en leidingen. De dikte van deze laag met m-
begrip van een eventueel op de draagvloer aangebrachoe dekvloer
van steenachtig materiaal moet ten minste 4 cm zijn.