Overwegende voorts, dat ingevolge het tweede lid van artikel 55ter
van meergenoemde wet om de vijf jaren tevens voorlopig moet worden
vastgesteld?
a. het totaal der uitgaven over de voorafgaande vijf jaren;
b. het totaal bedrag, dat in verband met het aantal leerlingen voor
die vijf jaren beschikbaar was gesteld en
c. indien het eerste bedrag het laatst bedoelde overschrijdthet be
drag per leerling der overschrijding;
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 Augustus
1958;
B e s 1 u i t
1°. a. het bedrag, dat de gemeente over het jaar 1957 werkelijk heeft
uitgegeven wegens kosten,bedoeld in artikel 55bis der Lager
Onderwijswet 1920, voorlopig vast te stellen op f 20788,65
f 407,67 f 21196,32;
b. het bedrag, dat in verband met het gemiddeld aantal leerlingen
der scholen voor het jaar 1957 beschikbaar is gesteld voor de
sub a bedoelde uitgaven voorlopig vast te stellen op 407 2/3 x
50,98 20782,85;
c. het verschil tussen de sub a en b bedoelde bedragen voorlopig
vast te stellen op f 21196,32 - 20782,85 f 413,47 (méér
uitgaven)
2°. de totalen van de sub a en b bedoelde bedragen en de overschrij-
ding van het bedrag per leerling over de jaren 1953 t/m 1957 voor
lopig vast te stellen als volgt:
Jaar Bedrag der uitgaven Beschikbaar Verschil Gemiddeld aantal
gesteld leerlingen
1953
f 14633,61
f
14224,54
409,07
397 2/3
1954
15957,65
14486,77
1470,88
397 1/3
1955
18412,18
16406,46
2029,06
406
1956
20612,90
18611,23
2001,67
417 2/3
1957
21196.32
20782.85
413,47
407 2/3
90812,66 84511,85 6324,15 2026 1/3
zijnde een gemiddeld aantal leerlingen per jaar van 2026 1/3 5
405 4/15 en een overschrijding per leerling van f 6324,15 405 4/15
f 15,60.
Aldus vastgesteld door de Raad voornoemd in zijn openbare vergade-
ring van
,Voorzitter
,Secretaris
ti
H
it
tl
ii
tt
u