- 7 - Welke dorpen zullen op de duur moeten blijven en welke ver- dwijnen. Dit zal de Raad in beginsel moeten uitspreken. Blijven ze wel bestaan, dan zal er wat moeten gebeuren. Als hij een ver- gelijking maakt tussen het inwonertal van Stiens en Britsum, dan komt spreker tôt de conclusie, dat in 1933 Stiens 2313 zielen telde of 48 °/o van de totale bevolking en Britsum 548 of 12 in 1958 lagen die cijfers verhoudingsgewi j"s net eender n.l. Stiens 2521 of weer 48 c/° en Britsum 612 of eveneens 12 En dan vraagt spreker zich af of er in het licht van deze verhouding niet wat te veel geld in Stiens besteed wordt. opre- ker zou het wel op prijs stellen hierover gegevens te hebben. Als men de dorpen wil laten bestaan moeten ze leefbaar zijn. Spreker wil dit bewust nastreven omdat hij dit ziet als een kwestie van "to be or not to be." Gelijk de Breedijk - vroeger een sintel- weg - thans niet meer aan de eisen die deze tijd stelt (mechani- satie) voldeed en waardoor deze weg een modem dek kreeg. Zo is het ook in de buitendorpen. Daar worden ook hoger eisen gesteld op dit gebied en verlangt men o.a. ook trottoirs. Mensen die buiten Britsum werken moeten geschikte woningen hebben wil men ze aan het dorp binden. Van de 128 gezinnen in Britsum nemen 110 hoofden nog aan het arbeidsproces deel. Daarvan hebben 33 hun werk buiten Britsum. Er moet voor gewaakt worden, dat zij zich in deze plaats kunnen handhaven. Van de overige 77 zouden 16 vanwege hun werkkring ook evengoed in een andere plaats in deze gemeente kunnen wonen. Ook deze moeten vastgehouden worden. Spreker meent daarom een ernstige waarschuwing te moeten laten horen n.l. deze, dat het hoog tijd wordt om verschillende verbe- teringen te doen aanbrengen, anders is het te laat! De heer Tolsma zegt, dat het hem moeilijk is gemaakt om bij de algemene beschouwingen wat te zeggen omdat hem, blijkens het verslag van de Commissie van Rapporteurs enerzijds wordt verwe- ten met mosterd na de maaltijd te komen, terwijl bij een ander punt een bepaalde suggestie als "zeer voorbarig" wordt gekwali- ficeerd. Spreker zal proberen tussen die beide polen iets te zeggen omtrent het aspect, dat deze begroting biedt. In hoofdzaak is spreker het wel met de heer Soepboer eens waar deze zegt, dat er wat gebeuren moet ten aanzien van de kleine dorpen. Wij moeten eens om de tafel gaan zitten met de dorpsverenigingen, vindt de heer Tolsma. In kleinere kring komt men beter tôt een goed gesprek. Wat de politieke geloofsbelijdenis van de heer Soepboer aan- gaat, wil spreker als protestants christen opmerken, dat de Bij- bel voor hem ook richtsnoer is bij zijn politiek handelen. Spreker is blij, dat de heer Soepboer namens de A.R. heeft gesproken en niet zoals zijn fractiegenoot bij de verkiezing van wethouders namens de protestants christelijke fractie. Voor ons is er geen prot. chr. fractie, maar een A.R.- en C .H-,-fractie Wie schermt met protestants-christelijk moet voorzichtig zijn, want spreker rekent zich daar zelf ook onder en meerderen in de P.v.d.A. Wat het werk in de Raad betreffende de gemeentepolitiek aan- gaat, spreker moet eerlijk erkennen er niet zoveel meer aan te vinden, omdat we met handen en voeten gebonden zijn. Wat de Voorzitter zo juist gezegd heeft roept de vraag op: "Waar moet dat heen?" De aardgasvoorziening waar al dikwijls op getamboerd is, wat duurt het allemaal lang.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1959 | | pagina 13