Hiertoe wordt na schorsing van de openbare zitting overge-
gaan.
Na heropening van de openbare vergadering wordt het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zonder hoofdelijke stemming aan-
genomen.
Alvorens hij overgaat tôt het in behandeling nemen van de
punten 8 en 9 van de agenda, zegt de Voorzitterdat er nog
steeds geen antwoord is ontvangen op het verzoek om verhoging
van de bijdrage uit het gemeentefondsTen aanzien van de be-
groting voor 1958 weten wij nog steeds niet welke uitgaven in
dat jaar gedaan mochten worden. Spreker meent hierop scherpe
critiek te moeten uitoefenen, want het is onbestaanbaardat
nog geen definitieve cijfers bekend zijn. Zes maanden geleden
heeft het overleg tussen de Gedeputeerde Staten en het gemeente-
bestuur plaats gehad. Bij het ontwerpen van de begroting voor
1959 zijn Burgemeester en Wethouders uitgegaan van de cijfers
van 1958 met het gevolg, dat de kans groot is, dat er rigoreus
veranderingen aangebracht zullen moeten worden, want als de
stand van zaken voor 1958 bekend wordt, zal het zeker noodzake-
lijk zijn in de oude ramingen correcties aan te brengen. Dit
ailes werkt zeer onbevredigend temeer daar het dienstjaar 1958
inmiddels is verstreken.
Spreker wil thans de heren, die zulks hebben aangekondigd
graag in de gelegenheid stellen hun algemene beschouwingen te
houden.
De heer Soenboer spreekt als volgt:
Dit is de eerste keer, dat ik een begrotingsbehandeling mee-
maak. Ik wil beginnen met duidelijk te stellen, hoe ik hier sta
en hoe ik meen hier te moeten staan.
En dat is als antirevolutionair gemeentebestuurderMogelijk
dat gezegd zal worden weer de partij voorop; dat is fout.
Spreker vindt dat evenwel niet fout, omdat daar geen gevaren
in schuilen. Eén van onze grote voormannen heeft eens gezegd:
in het isolement, d.i. onze beginselvastheidligt onze kracht
en nog onlangs heeft Prof. Zijlstra in de deputatenvergadering
dit onderstreept en daar ben ik blij om. Dat is een andere leuze
als die welke naar eenheid streeft - ook op het gebied van de
politiek. Aan die leuze, die nà de oorlog zo vaak is aangeheven,
is nu, zo het lijkt, een eind gekomen en dat vind spreker een
gelukkig verschijnsel. Een eenheid, die ten koste van de waar-
heid gaat, kan immers nooit bestaan. Als de een de Bijbel aan-
neemt als Gods woord en dat woord aanvaardt als het richtsnoer
voor zijn leven - ook het politieke leven - kan hij niet in een-
zelfde partij samengaan met hem, die de Bijbel afwijst, zowel in
het dagelijkse als in het politieke leven. Dus dan maar onver-
draagzaam wezen, zal men vragen? Neen, juist niet. Van dezelfde
A.R. staatsman, die ik zo juist citeerde, zijn ook de woorden
afkomstig "omdat ik partijman ben, daarom ben ik onpartijdig.
Dit is niet met elkaar in tegenspraak, doch het een komt uit
het andere voort. Met een voorbeeld wil spreker dit verduide-
lijken. Als hij het standpunt inneemt, dat de ouders de vrij-
heid moeten hebben om de kinderen naar de christelijke school
te zenden, zowel voor lager als hoger onderwijs, dan heeft de
overheid de plicht dat mogelijk te maken.