-1-8'8'1 InolX H u i Z u m, 13 Maart 1959. Onderwerp: Vacantiesluiting. Op grond van het bepaalde in artikel 5 van de Winkelslui- tingswet 1951 werd bij Uw besluit van 27 Juni 1957 een verordening vastgesteld, waarbij het verboden is in het dtrp Stiens bepaalde winkels en groepen winkels voor het publiek geopend te hebben ge- durende een z.g.n. vacantieweek. Ingevolge artikel 1 dier verordening kunnen wij de winkels aan- wijzen, die in het tijdvak 15 Juni tôt 15 September gedurende zes achtereenvolgende werkdagen wegens vacantie verplicht gesloten zul- len zijn. De verordening schrijft voor, dat de bedrijfsgenoten of hun vertegenwoordigers t.w. de middenstandsverenigingen waarbij de meeste winkeliers zijn (waren) aangesloten, moeten worden gehoord. De verordening heeft een tweetal jaren gewerkt en wij hebben niet ervaren, dat de middenstand er door gedupeerd is geweest, Thans maakt een 1 5-tal winkeliers in een aan Uw Raad gericht request zijn bezwaren tegen de regeling kenbaar. De ondertekenaars wensen in de eerste plaats, dat de winkeliers per branche hun vacatie onderling zelf kunnen regelen. Alleen wan- neer er geen overeenstemming is te bereiken of er zou van onwil blijken, dan moet de verordening toegepast worden. Adressanten betwijfelen of de verordening rechtsgeldig is, omdat 1e. zij niet een bepaalde groep winkels noemt maar aile groepen te- zamen; 2e. belanghebbenden niet of niet voldoende zijn gehoord; 3e. de wet bedoelt in sterke mate rekening te houden met de gevoe- lens van de branche-genoten. Ten aanzien van deze punten brengen wij het volgende onder Uw aandacht Het verzoek om een verplichte vacantiesluiting voor winkels in te voeren is destijds uitgegaan van de plaatselijke middenstandsvereni- ging "Handel en Ambacht". Het bestuur van deze vereniging is hiertoe gekomen nadat gedurende een reeks van jaren mislukte pogingen waren gedaan een vrijwillige vacantiesluiting in het leven te roepen. Verreweg de meeste winkeliers voelden veel voor een vrijwillige regeling en waren bereid hun voile medewerking te verlenen. Enkelen evenwel waren niet bereid tôt enige concessie. Nu is het helemaal niet een vreemd verschijnsel dat, wanneer een dorpsgemeen- schap iets wil ondernemen wat als een algemeen belang wordt aange- voelder enkelen zijn die, op grond van welk beginsel of overtui- ging ook, een tegenovergestelde zienswijze huldigen. Er zijn er ook die a priori overal tegen zijn. Uit het «verleg, dat wij met het bestuur van Handel en Ambacht hebben gehad, vôor de totstandkoming van de gewraakte verordening, is ons dan ook gebleken,"^ulks in Stiens daadwerkelijk het geval was. Dit heeft geleid tôt het verzoek aan de toenmalige Raad om een va cantiesluiting dwingend voor te schrijven. Dat de branche-genoten niet in de gelegenheid zijn gesteld van hun bezwaren te kunnen doen blijken, ontkennen wij ten stelligste. Het is ons bekend, dat het bestuur van Handel en Ambacht zowel haar leden als de niet bij de organisatie aangesloten winkeliers, per- soonlijk van het nut van de totstandkoming van een gemeentelijke re geling heeft trachten te overtuigen. De gevallen,waarin een negatief resultaat werd bereikt beperkten zich tôt slechts enkele, maar vast staatdat van aile zakenlieden het oordeel vooraf is gevraagd. Aan le Raad.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1959 | | pagina 77