Zij zullen te zijner tijd komen met definitieve voorstellen. Waar de werkclassificatie thans al is doorgevoerd weet men van ongunstige resultaten te spreken. De heer Tolsma wil niet tegenstemmen. Er is wat in deze mate- rie, dat spreker tegenstaat. Wat met prestatiebeloning wordt uitgehaald grenst aan het ongelooflijkezoals spreker hier en daar gehoord heeft. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van Burgemees- ter en Wethouders aangenomen. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt wijziging van de Spaarverordening voor het personeel. Dit voorstel is van de volgende inhoud. (zie bijlage 24). Het wordt zonder bespreking aangenomen. Vastgesteld wordt het besluit volgens bijlage 25. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt wijziging van de Bezoldigingsverordening 1960. Dit voorstel luidt aldus (bijlage 26). De heer B.R. Di.jkstra betreurt het ten zeerste, dat de huwe- lijkstoelage alleen maar aan daarvoor in aanmerking komende ambte- naren gegeven mag worden en niet aan werklieden, die in overeen- komstige omstandigheden verkeren. De Voorzitter bevestigt, dat Burgemeester en Wethouders er ook zo over denken maar de Minister heeft onder geen enkele voorwaarde zijn standpunt willen wijzigen. De motieven daartoe zijn in het raadsvoorstel aangegeven. De heer Tolsma vraagt: Wat hebben wij eigenlijk nog te zeggen?' I De Voorzitter: "waar het 't doorkruisen van het rijks-loonbe- leid betreft, niets." De heer B.R. Di.jkstra voelt wel wij moeten wat om anderen niet te benadelen. Spreker zou tegen het voorstel zijn om het principe van de zaak, maar zal niet tegenstemmen. Wethouder Zondervan heeft destijds dit punt aan de orde ge- steldHij heeft daarbij gezegd het een grove onbillijkheid te vinden, dat de werklieden hier bij de ambtenaren moeten achter staan. Het is hem toen opgevallen, dat de vertegenwoordigers van de bonden er zo niet over gedacht hadden. Wij bereiken er even- wel niets mee om nu tegen het regeringsbeleid in te gaan. De heer Poep.ies is eveneens van mening, dat als men dit af- wimpelt men er anderen door kan benadelen. De heer Tolsma wil daarmede in dezen geen rekening houden en hij wenst geacht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. De heren B.R. Di.jkstra. Soepboer en de Swart verklaren zich voor het voorstel, echter onder protest, en vragen dit bij de Gedeputeerde Staten en de Minister van Binnenlandse Zaken ken- baar te maken. De Voorzitter zegt hiermede rekening te willen houden. Vastgesteld wordt het besluit volgens bijlage 27-

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1961 | | pagina 17