IDSTITUUT VOOR BESTUURSWETENSCHAPPEN. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente LEETJWARDERADEEL te H u i z u m. Uw brief van Ons kenmerk 22-3-1960 899 s-GravenhagePaleisstraat 5 Tel. 184550 nderwerp: studietoelage Datum 4 mei 1960. Naar aanleiding van Uw nevenaangehaald schrijven delen wij U het volgende mede. De bedenking van de raad Uwer gemeente, dat veelal niet de eigen gemeente, doch sen andere profiteert van de aan de opleiding van een ambtenaar ten koste gelegde bedragen, is wel verklaarbaarVij kunnen ook begrijpen, dat de raad de indruk heeft dat de kleine gameenten in dit opzicht in een nadelige positie verkeren, omdat na vertrek van een ambtenaar de gemeente weer opnieuw moet beginnen met jonge krachten, die met financiële medewerking der gemeente worden opgeleid. Toch menen wij dat deze belichting niet volledig de situatie weergeeft. De ambtenaar ener kleinere gemeente, die na volbrachte studie (op basis van G.A.I. bijv.naar elders vertrekt zal veelal in de nieuwe, grotere, gemeente verder moeten studeren om ook daar mogelijkheden voor promotie te scheppen. In vele gevallen zal hij na voltooiing van de gsrvorderde studie (bijv. G.A.II of G.P.) op nieuw solliciteren. In de praktijk gebeurt dit veelvuldig. Het is dan ook naar wij menen niet zo, dat alleen in de kleine gemeenten het door U gesignaleerde verschijnsel optreedt. De wat grotere gemeenten hebben er - en met name voor de hogere kosten van de vervolgopleidingen - evenzeer mee te maken. En in de grootste ge meenten ziet men veelal dat het kostenprobleem zich weer op een andere wijze openbaart. Daar doet men bovendien meer en meer belangrijke uitgaven voor het vormingswerk van de grote catégorie van lagere ambtenaren die niet in aanmerking komen voor het volgen van de bekende opleidingen in de gemeente-administratieIn die gemeenten is er voorts een sterker verloop van parsoneel naar het vrije bedrijf, waardoor evenzeer uitgaven der gemeente in het belang van de vorming niet het voile nut opbrengen. Wij zouden dan ook niet zonder nadere gegevens durven stellen, dat de lasten der kleine gemeenten voor dit doel naar verhouding het zwaarst wegen, maar wij hebben overigens begrip voor het feit, dat veelal de jonge ambtenaar in de Ikleine gemeente elders promatie tracht te maken, hetgeen in de geschetste situatie voor de kleine gemeenten financiele gevolgen meebrengt. Wat nu de gemeentelijke vergoeding ten behoeve van de voorge- nomen opleiding onder auspiciën van de Fryske Akademy betreft merken wij op, dat de "vier-cent-regeling"naar uit de brief van de Fryske Akademy aan de gemeente^esturen in de provincie Eriesland d.d. 23 Januari 1960 blijkt, juist is getroffen om aan bezwaren der kleine gemeenten tegemoet te komen. Naast deze rechtstreekse betaling der gemeente staat, dat het lesgeld voor de leerlingen gehandhaafd blijft. In de brief van 20 November 1959 heeft de Eryske Akademie dit lesgeld gesteld op f 200,per jaar. De leerlingen zullen hierin dus, bij toepassing van een studietoelageregeling, een tegemoetkoming van de gemeente ontvangen en het is deze regeling, die aanleiding heeft gegeven tôt Uw vraagof er aanleiding is een bepaling op te nemen, dat de betrokken ambtenaar een zelcere tijd in functie moet blijven, of binnen deze tijd de studietoelage dient terug te betalen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1961 | | pagina 67